Het operationeel plan  gebruikt u om:

  • De resultaten van inspectie en onderzoek te vertalen naar een uitvoerbare maatregel.
  • Het uitvoeringsjaar van de maatregel te bepalen.
  • De prijs van de maatregel nader vast te stellen.
  • Maatregelen te combineren tot een of meer projecten.

Van beoordelingsresultaat naar maatregelen

Inzicht in oorzaken, omvang en ernst van afwijkingen

Als een stelsel of object de door u gestelde ingrijpmaatstaven bereikt of overschrijdt, moet u als beheerder passende maatregelen nemen. Hiervoor hebt u ook inzicht nodig in de oorzaken van de afwijkingen. Daarmee voorkomt u bijvoorbeeld dat u een ernstig aangetast riool vervangt, terwijl u de oorzaak (een bovenstroomse lozing van agressief afvalwater) niet wegneemt of hiermee in het maatregeladvies geen rekening houdt. En bij het beoordelen van inspectie met tv-camera moet u ook het aantal en de ernst van de afwijkingen over de gehele strenglengte en zo mogelijk ook hun ontwikkeling in de tijd betrekken.

Afstemming met openbare ruimte en het gehele stedelijk watersysteem

In uw beoordelingsresultaat hebt u alleen rekening gehouden met de rioolgerelateerde omstandigheden. Maar om tot een goede maatregel te komen, moet u ook rekening houden met de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte, (geplande en te verwachten) maatregelen van andere beheerders (zoals groen- en wegbeheer) en het functioneren van het gehele stedelijk (afval)watersysteem. Deze afstemming vindt plaats als u operationele planningen maakt. Hoe u maatregelen vaststelt, vindt u bij Maatregelen kiezen op basis van onderzoek 

Maatregelen voor vrijvervalleidingen in GWSW-Maatregelen

Het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW) bevat de (concept)module GWSW-Maatregelen. Deze module specificeert operationele maatregelen gericht op rioleringsobjecten. In de huidige eerste versie staan de maatregelen voor vrijvervalleidingen. 

Omgaan met beoordelingsresultaten

Oorzaken en gevolgen van afwijkingen tussen gewenste en aangetroffen toestand

De NEN EN 13508-1 geeft aanwijzingen voor oorzaken en gevolgen van schade in het rioolstelsel en hoe om te gaan met de vastgestelde tekortkomingen. Deze norm is in het Engels en maakt geen expliciet onderscheid tussen systeem- of objectbeoordeling. Hier vindt u een overzicht van de oorzaken en gevolgen van afwijkingen tussen de gewenste en aangetroffen toestand. Hierbij komen algemene en specifieke oorzaken aan bod.

Om faalmechanismen voor de objecten te analyseren, zijn slechts enkele toestandsaspecten van belang. Dit betreft voor riolen de volgende toestandsaspecten (codes volgens NEN-EN 13508-2 tussen haakjes):

  • Deformatie, alleen voor kunststof leidingen (BAA).
  • Scheur (BAB).
  • Breuk/instorting (BAC).
  • Oppervlakteschade, mechanisch of chemisch (BAF).
  • Binnendringen van grond (BBD).
  • infiltratie (BBF).
  • Lining (BAK).

Bij het beoordelen van de conditie van objecten gaat het vooral om faalmechanismen die betrekking hebben op de stabiliteit (verzakking, overbelasting, aantasting), afstroming en waterdichtheid. In alle gevallen moet u bij de analyse van faalmechanismen de context van gebruik, ligging en belang van de leiding betrekken. Inspectieresultaten zijn hierbij slechts beperkt van invloed, omdat zij:

  • alleen de binnenzijde van de buis betreffen;
  • beperkt in omvang meetbaar zijn;
  • onnauwkeurig zijn;
  • een momentopname zijn;
  • bij opeenvolging van inspecties inconsistent blijken;
  • niets zeggen over de (rest)kwaliteit van het materiaal;
  • niets zeggen over de context van het object.

Ga dan ook niet zonder meer uit van (strategische) meerjarenplanningen of maatregelprogramma’s die hoofdzakelijk waarnemingen uit visuele inspecties gebruiken. Bovendien hoeft een waarneming bij visuele inspectie geen schade te zijn. De inspecteur neemt alleen een bepaalde toestand waar. Of deze toestand afwijkt van een beginsituatie bij aanleg, wordt vaak alleen verondersteld. Daarom is het ook belangrijk om een opleveringsinspectie in het beheerbestand vast te leggen. De inspecteur neemt alleen de toestand op dat moment op die plaats waar en voorziet deze van een unieke NEN-code. Niet meer en niet minder. Een inspecteur neemt waar en registreert, als beheerder analyseert, beoordeelt en bepaalt u het vervolg.

Vóór visuele inspectie wordt het riool bijna altijd onder hoge druk gereinigd. Hierbij verdwijnen vrijwel alle toestandsaspecten die van belang zijn om het functioneren van het systeem te beoordelen. Naast ontoelaatbare emissies en onvoldoende afvoercapaciteit zijn faalmechanismen voor het functioneren meestal doorsnedebelemmeringen (zoals verstopping en obstakels) die de afstroming in het systeem beïnvloeden. Dan is het vanwege het onderzoeksdoel van belang om in niet-gereinigde riolen te inspecteren.

Algemene oorzaken afwijkingen

Algemene oorzaken van afwijkingen zijn vaak een gevolg van onvoldoende vakkennis en/of onvoldoende beheer door te weinig financiële en personele middelen.

Onvoldoende vakkennis uit zich in het constateren van:

  • ontwerpfouten;
  • onvoldoende rekening houden met plaatselijke factoren;
  • onbekendheid met het toe te passen product;
  • geen acht slaan op productspecificaties;
  • onjuiste materiaaltoepassingen;
  • onzorgvuldige uitvoering;
  • onvoldoende en niet ter zake kundig toezicht;
  • onvoldoende materiaalkwaliteit. Bijvoorbeeld na de Tweede Wereldoorlog tot halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw is beton van vaak mindere kwaliteit gebruikt. Dat geldt voor zowel de samenstelling van het betonmateriaal als de verbindingen. Maar ook pvc uit de jaren 70 is soms van minder goede kwaliteit.

De gevolgen van een tekort aan financiële of personele middelen zijn:

  • onvoldoende controle op naleving en handhaving van procedures en vergunningen;
  • ontoelaatbare veranderingen in de gebruikstoestand;
  • onvoldoende onderhoud;
  • slecht uitgevoerd reparatiewerk;
  • de noodzaak om een calamiteitenbeleid te voeren.

Riool: specifieke oorzaken en gevolgen van afwijkingen

Hieronder vindt u de oorzaken en gevolgen van afwijkingen per maatstaf voor het object riool. Tussen haakjes staat de betreffende hoofdcode uit NEN-EN 13508-2.

Waterdichtheid (infiltratie BBF en exfiltratie BBG)

De waterdichtheid van de riolen hangt af van:

  • de dichtheid van de buiswand (scheuren);
  • de dichtheid van de verbinding tussen de buizen onderling;
  • de dichtheid van inlaten;
  • de dichtheid van reparatie van binnenuit en van buitenaf.

Naast de kwaliteit van de (oudere) verbindingen zelf neemt de dichtheid van een verbinding vaak af doordat de buizen ten opzichte van elkaar verschuiven, bijvoorbeeld door ongelijkmatige zettingen. Als het riool bóven de grondwaterstand ligt, kunnen scheuren ervoor zorgen dat rioolwater uit de leiding naar de bodem lekt (exfiltratie BBG). exfiltratie is in de praktijk lastig vast te stellen met alleen een visuele inspectie. Ligt de leiding ónder de grondwaterstand, dan kunnen grondwater en fijn materiaal zoals zand door de scheuren in de leiding spoelen (infiltratie BBF). Hierdoor kan het bovenliggende wegdek (plotseling) verzakken en de buis zijn stabiliteit verliezen.

Als de ingrijpmaatstaf voor binnendringen van bodemmateriaal is bereikt of overschreden, moet u actie ondernemen. Maar zandinspoeling is moeilijk te constateren, want bij tv-inspectie verdwijnt de relevante informatie door de voorafgaande rioolreiniging. En bij foto-inspectie is het de vraag of het in de leiding bezonken materiaal in het systeem is gekomen op de plaats waar de inspecteur het heeft waargenomen. Andere gevolgen van infiltratie kunnen zijn: onnodige belasting van de rwzi en omgevingseffecten door een dalende grondwaterstand.

Stabiliteit

Afwijkingen bij maatstaven voor stabiliteit kunnen het gevolg zijn van:

  • Beschadiging (mechanische schade: BAF karakterisering 2 A): een riool beschadigt meestal door onzorgvuldig handelen tijdens fabricage, transport of aanleg. Daarnaast werden buizen in het verleden nogal eens uitgehakt voor inlaten. Mechanische beschadigingen kunnen leiden tot scheurvorming.
  • Aantasting (chemische schade: BAF karakterisering 2 met waarde B, C, of D): voor aantasting zijn meerdere oorzaken mogelijk. Biogene zwavelzuuraantasting en rechtstreekse chemische aantasting komen het meest voor. Ernstige aantasting kan tot (plotseling) stabiliteitsverlies leiden. Voordat u maatregelen treft, moet u eerst de oorzaak van de aantasting opsporen en deze wegnemen. Ook moet u bij aantasting altijd nader onderzoek laten doen om de resterende wanddikte te bepalen, bijvoorbeeld via boorkernonderzoek. Hierna kunt u de sterkte van de buis berekenen.
  • Scheuren (BAB of BAC): scheuren ontstaan door ontoelaatbare spanningen in de buiswand. Hiervoor zijn verschillende oorzaken mogelijk. Meestal kunt u de oorzaak relateren aan de plaats van de scheur en het type scheur. Scheuren in langsrichting van de buis leiden eerder tot stabiliteitsverlies dan scheuren in de omtrek van de buis.
  • Deformatie (BAA): deformatie treedt op bij kunststof buizen. Omvangrijke deformatie van de dwarsdoornede is een indicatie voor dreigend stabiliteitsverlies. De oorzaak kan liggen in onjuiste uitvoering (sleufaanvulling), sterkte van de pvc-klasse of overbelasting van de buis.

Afstromingstoestand

Afwijkingen bij maatstaven voor de afstromingstoestand kunnen het gevolg zijn van:

  • Sedimentatie van bezinkbare delen (bezonken afzettingen BBC en aangehechte afzettingen BBB). Met de gebruikelijke flauwe buishellingen in Nederland kunnen riolen zich nauwelijks zelf reinigen. Om te voorkomen dat sediment de afvoercapaciteit belemmert, moet u dit periodiek verwijderen.
  • Stagnatie in de afvoer door onregelmatig afschot. Dit is niet vast te stellen met uitsluitend visuele inspectie, maar wel met aanvullende hellingshoekmetingen.
  • Stagnatie in de afvoer door onregelmatige zettingen, onvoldoende reiniging of gemalen die niet goed functioneren. Afzettingen en stagnerende afvoer van rioolwater kunnen leiden tot onder meer stank, aantasting en grotere vuiluitworp tijdens overstortingen.
  • Stagnatie in de afvoer door (plaatselijke) wortelingroei (BBA). Door beschadigingen aan of nabij ingehakte inlaten, buisverbindingen en buisputverbindingen kunnen bij riolen boven de grondwaterstand wortels ingroeien. Dit kan leiden tot verstoppingen. Geen enkele buisverbinding is uiteindelijk bestand tegen wortelingroei. Na constatering kunt u de wortels laten verwijderen met een wortelfrees of handmatig (als het riool toegankelijk is). Als u de beplanting handhaaft, komen de wortels opnieuw terug.

Stappen bij de beoordeling: van onderzoek tot maatregelen

Figuur A geeft de stappen weer die u doorloopt bij het opstellen van een operationeel plan.

Figuur A stappen opstellen operationeel plan (Bron: Stichting RIONED)Vergroot afbeelding

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stap 1

Toets of de inspectiegegevens voldoen aan de eisen die u hebt gesteld. Stel vast of u voldoende actuele informatie hebt over de lokale omstandigheden. Gebruik hierbij als leidraad de contractstukken van het onderzoek en raadpleeg de afwijkende afspraken tijdens de uitvoering.

Stap 2

Bepaal de gewenste kwaliteit van de geïnspecteerde riolen en putten. Houd daarbij rekening met het onderzoeksdoel en de onderzoeksmethode. U kunt de gewenste kwaliteit op gemeentelijk niveau afleiden uit de ingrijpmaatstaven in het GRP of omgevingsplan. Op basis hiervan kunt u de ingrijpmaatstaven vaststellen voor de inspectielocatie, rekening houdend met het onderzoeksdoel.

N.B. Houd bij het bepalen van ingrijpmaatstaven rekening met de risico’s als u geen actie onderneemt op aangetroffen toestandsaspecten dan wel schade. De risico’s moeten binnen maatschappelijk aanvaardbare grenzen blijven, zoals vastgelegd in GRP of omgevingsplan.

Stap 3

Analyseer de verschillen tussen de gewenste en geïnspecteerde toestand. Dit kan volledig geautomatiseerd in het beheersysteem of met software die vooral op operationele beheeractiviteiten is gericht. U kunt daarbij uitgaan van de karakteriseringen en meetwaarden conform de NEN-EN 13508-2. De klasse-indeling volgens de classificatiemethodiek voor visuele inspecties (2019) is de algemene standaard. In het kader staan drie voorbeelden met klassen en bijbehorende ingrijpmaatstaven.

Voorbeelden verschilanalyse

  • Aangetroffen bij rioolinspectie vanuit de put: BBF infiltratie klasse 4, ingrijpmaatstaf BBF infiltratie klasse 3. Verschilanalyse: ingrijpmaatstaf met één klasse overschreden.
  • Aangetroffen bij rioolinspectie vanuit het riool: 1 x BAB scheur karakterisering 1 B klasse 5, ingrijpmaatstaf BABB scheur klasse 5. Verschilanalyse: aangetroffen toestand is gelijk aan ingrijpmaatstaf.
  • Aangetroffen bij rioolinspectie vanuit het riool: 3 x BAG instekende inlaat 8% van de hoogte klasse 2 en 2 x BAG instekende inlaat tussen de 10 en 25% klasse 3, ingrijpmaatstaf BAG klasse 5. Verschilanalyse: aangetroffen toestand voldoet aan de gewenste kwaliteit.

Stap 4

Geef een beargumenteerd oordeel over stap 3 en leg dit vast. Hierbij staat weer het risico centraal dat u loopt als u geen maatregelen treft (zie stap 2). Hebt u ingrijpmaatstaven beschikbaar die zijn afgestemd op de lokale situatie en de inspectiemethode? En hebt u daarbij de risico’s expliciet meegenomen? Dan kunt u deze stap eenvoudig doorlopen met een verwijzing daarnaar. Is dit niet het geval, dan moet u bij uw oordeel de volgende zaken expliciet meenemen:

  • de specifieke omstandigheden bij de geïnspecteerde riolen en de verschillen met de ‘gemiddelde’ omstandigheden binnen de gemeente;
  • de kans dat de riolering ter plaatse slecht functioneert;
  • het effect van toestandsaspecten dan wel schades;
  • dat u in uw oordeel over het verschil tussen de aangetroffen toestand en de gewenste kwaliteit rekening hebt gehouden met de lokale omstandigheden.

Stap 5

Stel vast met welke prioriteit u maatregelen moet treffen. De beoordeling moet altijd een beargumenteerd antwoord geven op de vraag: moet u maatregelen treffen? Zo ja, op welke termijn of met welke prioriteit moet u deze treffen? Als op korte termijn maatregelen nodig zijn: wat is de aard van de maatregelen (onderhoud, nader onderzoek, reparatie, renovatie of vervanging)?

Als u geen maatregelen treft, legt u bij voorkeur vast waarom niet en welke afspraken over monitoring van het object u naar aanleiding daarvan hebt gemaakt.

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel