We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Deze pagina gaat kort in op (de historische achtergrond van) de afvoernorm en op de regenduurlijn.
Afvoernorm De afvoernorm bepaalt de afvoer die het waterschap accepteert. Het bestaansrecht van de afvoernorm volgt uit de dimensionering van de benedenstroomse infrastructuur. Vaak wordt de afvoernorm gebaseerd op de grondsoort en het bijbehorende natuurlijke afvoergedrag van een gebied. In polders is de capaciteit van het poldergemaal bepalend. Ook de afvoercapaciteit van een benedenstroomse stuw, duiker of waterloop kan bepal
Afvoernorm De afvoernorm bepaalt de afvoer die het waterschap accepteert. Het bestaansrecht van de afvoernorm volgt uit de dimensionering van de benedenstroomse infrastructuur. Vaak wordt de afvoernorm gebaseerd op de grondsoort en het bijbehorende natuurlijke afvoergedrag van een gebied. In polders is de capaciteit van het poldergemaal bepalend. Ook de afvoercapaciteit van een benedenstroomse stuw, duiker of waterloop kan bepalend zijn. In de riolering gaat het om een eindgemaal met persleiding of een rwzi. Tabel A geeft de kenmerkende afvoernormen weer. Tabel A Kenmerkende afvoernormen Type watersysteem Afvoernorm Toelichting Riolering dwa: 10-12 l/inw/h + 1 m3/h/ha industriegebied hwa: 0,2-0,7 mm/h neerslag Betreft totaaloppervlak industriegebied. In het verleden is het in rekening te brengen van verhard oppervlak vaak beperkt tot 150 m2/woning. Oppervlaktewater 5-15 mm/dag + diepe kwel + dijkkwel Neerslag en diepe kwel gerekend over het totale oppervlak stedelijk gebied. Dijkkwel per km/dijk. De afvalwaterhoeveelheden van inwoners in tabel A zijn gebaseerd op een dagverbruik van 120 l/inw gedurende 10 uur per dag. Afvoerpieken of extra verbruik kunnen worden opgevangen door de beschikbare berging. In drukrioleringsgebieden wordt vaak een hogere piekbelasting (bijvoorbeeld 15 l/inw/h) aangehouden, omdat de berging kleiner is dan in een vrijverval systeem of om de persleiding zelfreinigend te laten zijn. Dit is vooral in recreatiegebieden en bij melkveehouderijen het geval. Deze hogere afvoercapaciteit wordt niet doorgezet in het eindgemaal. Dit houdt in dat bij een ontwerpberekening voor een perceel een andere afvoernorm wordt gehanteerd dan bij de ontwerpberekening van het eindgemaal. Regenduurlijn Een regenduurlijn geeft aan hoeveel neerslag statistisch gezien is gevallen bij een te kiezen neerslagduur. Hierbij is een bui gedefinieerd als begin regen tot eind regen. Bij het ontwerp van waterbergingsvoorzieningen moet u ook rekening houden met opeenvolging van buien. Daarom gaat tegenwoordig de voorkeur uit naar het rekenen met regenreeksen van 10-100 jaar. Maar de regenduurlijn blijft een eenvoudig hulpmiddel om een snelle indruk te krijgen van de omvang van de benodigde waterberging. De kennisbank geeft een standaardneerslagreeks van 25 jaar. Een regenduurlijn is bedoeld om de waterbalans van een waterberging grafisch te berekenen. Voor de riolering werd deze berekend om de overstortingsfrequentie te bepalen of de frequentie van water op straat. In het oppervlaktewater gaat het om de frequentie van een (toelaatbare) peilstijging tot boven de beschoeiing, het verdrinken van de overstortdrempel (eenmaal per 2 of 10 jaar) of het overlopen van sloten op maaiveld (inundatie, eenmaal per 100 jaar). Figuur A Regenduurlijnen (Bron: Stichting RIONED)Vergroot afbeelding Op de horizontale as van figuur A staat de regenduur in minuten. Op de verticale as staat de regenhoeveelheid, waar ook het KNMI mee werkt. De gebogen lijn is de regenduurlijn met de regenhoeveelheid als functie van de regenduur. Een hogerliggende regenduurlijn heeft een grotere herhalingstijd. Alle inhoudsmaten moet u omrekenen naar mm neerslag op basis van het afvoerende oppervlak. De rode horizontale lijn geeft de totale bergingscapaciteit in het riool- en oppervlaktewatersysteem weer. Alle buien onder de horizontale lijn kan het stedelijk watersysteem bergen. De schuine lijn geeft de pompovercapaciteit van de riolering en de ontwerpafvoercapaciteit van het oppervlaktewatersysteem weer. Alle buien onder de schuine lijn kan het stedelijk watersysteem bergen of afvoeren naar rwzi of regionaal oppervlaktewater. Steekt de regenduurlijn voor een deel boven de schuine lijn uit, dan is sprake van een bergingstekort. Interactie Op het moment dat het oppervlaktewaterpeil uitstijgt boven het niveau van de overstortdrempels, gaat het oppervlaktewaterpeil de afvoer uit de riolering belemmeren. Als maatgevende situatie wordt hiervoor vaak een situatie met een herhalingstijd van eenmaal per 10 jaar gehanteerd. Voor deze situatie moet u bij de ontwerpafvoercapaciteit de bergingscapaciteit zodanig verruimen dat de schuine lijn de regenduurlijn T = 10 raakt (zie figuur A via de blauwe pijl en de blauwe lijn). Inundatie Als het oppervlaktewaterpeil boven de insteek van het talud uitstijgt, treedt het oppervlaktewater buiten de oevers. Als maatgevende situatie wordt hiervoor een situatie met een herhalingstijd van eenmaal per 100 jaar gehanteerd. Bij de ontwerpafvoercapaciteit (landelijke afvoer) moet u de bergingscapaciteit zodanig verruimen dat de schuine lijn de regenduurlijn T = 100 raakt (zie figuur A via de groene pijl en de groene lijn). Met het oog op klimaatverandering kan de waterbeheerder zwaardere toetsingsnormen adviseren of voorschrijven.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.