We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Deze pagina geeft een korte historische achtergrond van de ontwerpneerslagintensiteit voor binnenhuisriolering, openbare riolering, oppervlaktewater, duikers en grondwater.
Binnenhuisriolering Om schade in woningen zoveel mogelijk te voorkomen, is de norm gebaseerd op de maximaal gemeten regenintensiteit gedurende 5 min (Statistiek van extreme neerslag voor korte neerslagduren, Buishand en Velds, 2007). Volgens de span data-scayt-word="NEN" data-wsc-id="k42fbkvgev
Binnenhuisriolering Om schade in woningen zoveel mogelijk te voorkomen, is de norm gebaseerd op de maximaal gemeten regenintensiteit gedurende 5 min (Statistiek van extreme neerslag voor korte neerslagduren, Buishand en Velds, 2007). Volgens de NEN 3215 Binnenhuisriolering moet de hemelwaterafvoer van gebouwen worden ontworpen op 300 l/s/ha, ofwel 108 mm/h. Openbare riolering Tot 1992 werd gemeentelijke riolering altijd ontworpen op basis van een stationaire regenintensiteit om het rekenwerk hanteerbaar te houden. In hellende gebieden was de ontwerpregenintensiteit 90 l/s/ha. In vlakke gebieden aanvankelijk ook, maar vanwege de hoge kosten en de kleine invloed op de frequentie van water op straat werd ook vaak 60 l/s/ha gehanteerd. Om pieken in de regenbui op te vangen, was een waking tussen putdekselhoogte en berekende waterstand van 20-30 cm nodig. Extreme neerslag werd geacht niet tot schade te leiden vanwege de bergingsmogelijkheid op straat. Als hoogteverschil tussen vloerpeil en weghoogte is 20-30 cm normaal (berging van 60 mm in een traditioneel straatprofiel). In praktijk wordt dit hoogteverschil omwille van de toegankelijkheid echter vaak niet uitgevoerd en is 15 mm een meer gebruikelijke waarde. Een vergelijking van rioolstelsels die zijn ontworpen bij 60 l/s/ha en later zijn doorgerekend met een dynamische bui met een herhalingstijd van 2 jaar (bui 8), laat zien dat bij de dynamische bui korte tijd beperkt water op straat blijft staan. Veel beheerders vinden dit acceptabel. Oppervlaktewater en duikers De ontwerpafvoercapaciteit van oppervlaktewater en duikers wordt afgestemd op de capaciteit van het poldergemaal of de stuw en een maximale stroomsnelheid (om afkalving te voorkomen). Bij een ontwerpafvoer van 13 tot 15 mm/dag of 1,5 tot 1,67 l/s/ha geldt als eis dat duikers niet te veel opstuwing mogen veroorzaken. In de buurt van verhard gebied hebben duikers ook nog de functie om de snelle afvoer vanuit de riolering te verdelen over meerdere watergangen om zo de peilstijging en hiermee terugstuwing te beperken. De berging in de eerste watergang waarin de riolering loost, vlakt de benodigde afvoercapaciteit af tot meestal 40 l/s/ha. Drainage De ontwerpafvoercapaciteit van grondwater is gelijk aan die van oppervlaktewater. Drainage wordt vaak ontworpen op 7 mm/d, gerekend over het totale oppervlak. Maar de grondsamenstelling en de drainafstand zijn maatgevend voor de afvoer naar de drainage toe. De combinatie van berging in de bodem en afvoer naar de drains moet hoge grondwaterstanden voorkomen. Meestal wordt als ontwateringsnorm de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) gebruikt die eenmaal per jaar overschreden wordt.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.