Regels voor lozen van huishoudelijk afvalwater

Afstandseisen voor aansluiting op vuilwaterriool In paragraaf 22.3.8.3 van het omgevingsplan staan de bruidsschatregels voor het lozen van huishoudelijk afvalwater. Deze regels verbieden lozingen van huishoudelijk afvalwater in de bodem als binnen een bepaalde afstand een vuilwaterriool beschikbaar is. In de waterschapsverordening staat hetzelfde, maar dan met een verbod om te lozen in oppervlaktewater. De afstand vanaf de perceelgrens of het lozingspunt waarbinnen aangesloten moet worden op de riolering, hangt af van de omvang van de lozing: 40 m bij maximaal 10 inwonerequivalenten; 100 m bij 10 - 25 inwonerequivalenten; 600 m bij 25 - 50 inwonerequivalenten; 1.500 m bij 50 - 100 inwonerequivalenten; 3.000 m bij 100 of meer inwonerequivalenten. Gebied met en zonder openbare riolering digitaal op kaart De afstandseisen zijn voor een initiatiefnemer niet erg handig. Diegene weet immers vaak niet precies waar het dichtstbijzijnde vuilwaterriool ligt. De gemeente weet dat wel. Zij kan dit duidelijker maken door (via een wijziging van het omgevingsplan) het gerioleerde en het ongerioleerde gebied digitaal op kaart zetten. Zo wordt met een prik op de kaart in het Digitaal Stelsel Omgevingswet duidelijk of een initiatiefnemer in het vuilwaterriool moet lozen (oftewel: de gemeente zamelt het afvalwater in) of zelf voor de zuivering van zijn afvalwater moet zorgen en vervolgens in de bodem mag lozen. Als het waterschap op dezelfde manier te werk gaat, is het voor de initiatiefnemer meteen volledig duidelijk waar hij kan lozen. Afstemming tussen gemeente en waterschap is dus belangrijk. Vergunningplicht voor zuivering eigen afvalwater in gerioleerd gebied In aanvulling op de bruidsschatregels kan de gemeente ook de verplichting opnemen om in het gerioleerde gebied huishoudelijk afvalwater te lozen in de vuilwaterriolering (zie artikel x.x lid 1 in het voorbeeld in het kader). Soms willen initiatiefnemers toch binnen het gerioleerde gebied zelf hun huishoudelijke afvalwater zuiveren (Individuele behandeling van afvalwater (IBA)  ). De gemeente kan dat toestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan (een buitenplanse omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit). Als de gemeente verwacht dat dit soort initiatieven vaker voorkomt, kan zij in het artikel ook een binnenplanse vergunningplicht opnemen (zie artikel x.x lid 2 in het kader). Voorwaarde hierbij is wel dat de gemeente het beheer van de IBA-systemen privaatrechtelijk regelt. Artikel 2.16 lid 3 Ow bepaalt namelijk dat de gemeente, als zij niet zelf het beheer voert, een rechtspersoon met het beheer belast. Voorbeeld regels voor lozingen van huishoudelijk afvalwater in het omgevingsplan Paragraaf x.x Lozen van huishoudelijk afvalwater   Artikel x.x Huishoudelijk afvalwater: lozingsroute 1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater en het beschermen van de gezondheid wordt in het gerioleerde gebied huishoudelijk afvalwater geloosd in het vuilwaterriool. [optioneel: 2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor een andere verwerking van huishoudelijk afvalwater dan lozing in het vuilwaterriool. 3. Het bevoegd gezag verleent de vergunning alleen als het huishoudelijk afvalwater wordt gezuiverd met een techniek die ten minste hetzelfde zuiveringsrendement heeft als een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in paragraaf 4.49 van het Besluit activiteiten leefomgeving.]   Artikel x.y Lozen op of in de bodem: zuiveringsvoorziening 1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater in het ongerioleerde gebied op of in de bodem worden geloosd. 2. Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt het afvalwater via een zuiveringsvoorziening geleid. 3. Voor dat afvalwater gelden de in tabel x.y genoemde emissiegrenswaarden. Tabel x.y [neem de tabel over uit de bruidsschat, art. 22.149] 4. Als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat, kan het, in afwijking van het derde lid, voor vermenging met ander afvalwater worden geleid door een septic tank: a. met een nominale inhoud van ten minste 6 m3, volgens NEN-EN 12566-1, en met een hydraulisch rendement van maximaal 10 g, volgens annex B van NEN-EN 12566-1; of b. die voor 1 januari 2009 is geplaatst en op de hoeveelheid afvalwater die wordt geloosd is afgestemd.   Artikel x.z Gegevens en bescheiden 1. Ten minste vier weken voor de start van de activiteit, bedoeld in artikel x.y, worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt: a. het aantal inwonerequivalenten dat wordt geloosd; b. de wijze van behandeling van het afvalwater; en c. de verwachte datum van het begin van de activiteit. 2. Ten minste vier weken voor de activiteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.