Valideren van bewerkte meetgegevens

In Stap 1: Verwerken meetgegevens kwam de validatie van ruwe meetgegevens aan de orde. Om de afgeleide gegevens ook te valideren en een kwaliteitslabel mee te geven, vindt een tweede validatie plaats. Hierbij worden de meetgegevens ook onderling op consistentie vergeleken. Consistentie betekent dat de meetreeksen niet in tegenspraak mogen zijn met elkaar. Bij realtimetoepassingen kan het meetsysteem een signaal afgeven wanneer het inconsistentie constateert.   Voorbeelden van een validatie op consistentie zijn: De relatie tussen de overstortingen en de neerslag. Als er geen of weinig neerslag is gevallen terwijl er wel overstortingen zijn gemeten, dan zijn deze als twijfelachtig te markeren. Een overstorting kan wel hebben plaatsgevonden door een storing in het gemaal, maar dit moet de databeheerder handmatig uitzoeken, bijvoorbeeld door het logboek te raadplegen. De relatie tussen waterstanden, debieten en gemeten neerslag. Als de waterstanden in een gemend rioolstelsel flink stijgen en/of als de afvoer toeneemt terwijl het meetsysteem geen neerslag heeft geregistreerd, zijn de metingen als twijfelachtig te markeren. De databeheerder moet dan handmatig nagaan wat de oorzaak kan zijn. De onderlinge relatie van gemeten waterstanden in het rioolstelsel. De waterstand in eenbemalingsgebied is niet vlak, maar te grote onderlinge verschillen in de metingen kunnenduiden op fouten. De relatie tussen neerslagstations. Als het flink heeft geregend, is het aannemelijk dat meerdere neerslagmeters dit hebben geconstateerd. Dit is te toetsen door bijvoorbeeld de neerslagsom van de afgelopen 24 uur van de neerslagstations met elkaar te vergelijken. Bij grote afwijkingen is de meting als twijfelachtig te markeren en moet de databeheerder de gegevens handmatig controleren. De jaarneerslag zal opelk neerslagstation ongeveer gelijk moeten zijn. Zo niet, dan is dat reden voor een nadere analyse en controle. De jaarlijkse neerslag kan in de stad verschillend zijn, maar dit is niet gebruikelijk. Afwijkende droogweerafvoer (dwa). Het dwa-volume is gemiddeld over de dag in de tijd stabiel. Als het dwa-dagvolume afwijkt van de marge tussen de 0,5 en 1,5 maal het gemiddelde dwa-volume, is dat reden om de data en de omstandigheden nader te controleren. Afwijkende regenwaterafvoer (rwa). Hoe groter de neerslag, hoe groter de rwa. Bij een dagneerslag van meer dan 5 en minder dan 10 mm is het rwa-volume van de afgelopen 24 uur (gedeeld door het aangesloten afvoerende oppervlak) binnen een marge van 0,3 en 1,2 maal de neerslag van de afgelopen 24 uur. Bij hevige neerslag en overstortingen is deze relatie verstoord. De relatie tussen waterstandstijgingen/-dalingen in verschillende bemalingsgebieden. Grote verschillen tussen de bemalingsgebieden kunnen een indicatie zijn voor twijfelachtige metingen. Voor de consistentie van metingen binnen lange tijdseries zijn methoden als autocorrelatie, crosscorrelatie tussen reeksen of ‘double-mass curves’ toepasbaar. Deze methoden zijn vooral geschikt voor handmatige analyses achteraf over langere tijdreeksen.