We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Bij de meetstrategie in deel 2 van het meetplan hebt u bepaald op welk type locaties (bijvoorbeeld een stuw) u gaat meten. Nu gaat u exacte locaties kiezen, dus bij welke stuw of andere specifieke objecten. Hier leest u hoe u dit doet en vindt u voorbeelden van mogelijke meetlocaties en te meten variabelen per meetdoel.
Om de exacte meetlocaties te bepalen, gebruikt u de informatie over het systeem die u hebt verzameld bij de inventarisatie in deel 1 van het meetplan. Mogelijke locaties en variabelen per meetdoel Als u inzicht wilt krijgen in de werking van een object of het functioneren wilt volgen, kunt u meestal volstaan met metingen boven- of benedenstrooms van het object, soms aangevuld met neerslagm
Om de exacte meetlocaties te bepalen, gebruikt u de informatie over het systeem die u hebt verzameld bij de inventarisatie in deel 1 van het meetplan. Mogelijke locaties en variabelen per meetdoel Als u inzicht wilt krijgen in de werking van een object of het functioneren wilt volgen, kunt u meestal volstaan met metingen boven- of benedenstrooms van het object, soms aangevuld met neerslagmetingen (zie Voorbeelden meetopzet). Als u inzicht wilt krijgen in de werking van een systeem, het functioneren wilt volgen of de oorzaak van overlast wilt achterhalen, zijn er zeer veel mogelijke meetlocaties. Deze hangen samen met de informatiebehoefte (het concrete meetdoel). Tabel A geeft een overzicht van mogelijke meetlocaties en variabelen voor een aantal informatiebehoeften (zie ook Voorbeelden meetopzet). Tabel A Mogelijke typen meetlocaties per informatiebehoefte Type meetlocatie Globaal inzicht Kalibratie Functioneren kunstwerken Functioneren infiltratievoorzieningen Afwijkingen afvoerend oppervlak Afwijkingen stelselstructuur Afwijking in afvalwateraanbod Wateroverlast Emissie Waterkwaliteit Stankoverlast Locaties foutaansluitingen Gemalen riool P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q Gemalen oppervlaktewater P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q P, Q Infiltratievoorzieningen P Inspectieput hoofdafvoerleiding dwa P P C Inspectieput hoofdafvoerleiding gemengd P P P P P C Inspectieput hoofdafvoerleiding hwa P P P P P Hoofdafvoerleiding dwa T Hoofdafvoerleiding gemengd T Hoofdafvoerleiding hwa T Overstorten P P P P P P P P Doorlaten P P P P P P P P Randvoorzieningen P P P P, C Schuiven P P P P P P P Stuwconstructies (riool) P P P P P P Stuwen (oppervlaktewater) P P P Overlastlocaties P P P P, C P, C C T Watergangen P P P, C P, C C Peilbuizen P P P P Daken N N N N N N N N N N N Open terreinen N N N N N N N N N N N Type metingen Neerslag N Waterpeil P Debiet Q Concentratie C Temperatuur T Criteria meetlocaties U selecteert de meetlocaties aan de hand van modelresultaten en de structuur van het systeem waaraan u gaat meten (oppervlaktewater of rioolstelsel). De criteria hiervoor kunnen divers zijn, zoals: Verdeling van meetpunten in de ruimte van het meetgebied. Verdeling van de meetpunten over de gehele bergings-hoogtekromme. Verdeling afhankelijk van de hydraulische belemmeringen (kunstwerken, hydraulisch verhang) tussen de meetpunten. Verdeling over de randen van de systemen. Voldoende redundantie tussen de meetpunten. De meeste meetnetten worden ontworpen op basis van expert judgement, soms aangevuld met algoritmen om de informatie-inhoud per meetpunt te bepalen. Als u in elke put meet, is de informatie-inhoud voor waterpeilen maximaal, maar dan is de redundantie zeer groot. Algoritmen kunnen berekenen hoeveel informatie overblijft als u minder meetpunten gebruikt. Zo kunt u de theoretisch optimale meetlocaties bepalen om met zo min mogelijk sensoren zo veel mogelijk informatie te verzamelen. Belangrijkste meetlocaties per informatiebehoefte Meetprogramma's gericht op de effecten van de riolering op het oppervlaktewater of de rwzi: de overstorten en/of de gemalen. Meetprogramma's gericht op inzicht in oorzaken van wateroverlast: de locatie waar de overlast optreedt in combinatie met de locaties in de buurt van de vermoedelijke oorzaak. Wateroverlast kan bijvoorbeeld ontstaan door obstakels in het riool, hoge oppervlaktewaterstanden en afstromend hemelwater uit hoger gelegen gebieden. Meetprogramma's gericht op inzicht in de grondwaterstanden: meetlocaties zijn afhankelijk van de ruimtelijke variatie van grondwaterstanden. Afhankelijk van de informatie in de buurt of juist op voldoende afstand van factoren die de grondwaterstand beïnvloeden, zoals watergangen, onttrekkingen, wegen, bomen en woningen. Meetprogramma's gericht op de oppervlaktewaterkwaliteit in combinatie met lozingen vanuit de riolering. Hiervoor zijn in principe drie meetlocaties noodzakelijk: een referentiepunt: een locatie waarvan bekend is dat lozingen er geen invloed hebben; een locatie nabij de lozingslocatie; een locatie op grotere afstand van de lozingslocatie. De minimale afstand hangt af van de snelheid waarmee een eventuele vuilwaterprop door het oppervlaktewater kan bewegen.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.