Meetdoelen en globale meetopzet

In de inleiding van het meetplan hebt u de informatiebehoefte en meetdoelen voor dit meetprogramma al benoemd. In dit deel van het meetplan werkt u beide gedetailleerd uit (zie Informatiebehoefte en meetdoel voor enkele voorbeelden). Informatiebehoefte U beschrijft de reden waarom u gaat meten gedetailleerd. Hierbij legt u vast welke informatie uit de metingen moet komen. Ook geeft u aan welke aanvullende informatie u nodig hebt om uw meetvragen te beantwoorden en waar deze informatie vandaan komt. Meetdoelen en globale (gewenste) meetopzet Bij de uitwerking van de meetdoelen beschrijft u per meetdoel de globale meetopzet. Hierbij gaat u in op: de variabele die u wilt meten (wat?); het type locatie of object waar u de variabele wilt meten, bijvoorbeeld een put, stuw, duiker, overstort, gemaalkelder of overlastlocatie; de omstandigheden waaronder u de variabele wilt meten (droog/neerslag); de nauwkeurigheid waarmee u de variabele wilt meten; de frequentie waarmee u de variabele wilt meten (hoe vaak?); de periode waarover u de variabele wilt meten (hoe lang?). Dit is nog niet het moment om u te laten beperken door technische of financiële haalbaarheid van de metingen. In dit stadium beschrijft u alleen de gewenste opzet. Als deze bij de uitwerking in deel 3 niet haalbaar blijkt, kunt u op dat moment beslissen of u de wensen aanpast of een andere onderzoekstechniek kiest.