We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Om het functioneren van de openbare riolering te waarborgen, moeten aansluitingen voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater voldoen aan specifieke technische eisen. Voor de gebouwriolering staan deze in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), voor de buitenriolering in het omgevingsplan van de gemeente. Hier vindt u een toelichting op deze technische eisen en de mogelijkheden van de gemeente om in het omgevingsplan aanvullende regels te stellen.
Eisen gebouwriolering in Bbl Bestaande en nieuwe bouwwerken moeten volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) een zodanige voorziening voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater hebben dat de gezondheid niet in gevaar komt. Verder moet een gebruiksfunctie met een toilet- of badruimte of met een andere opstelplaats voor een lozingstoestel voor die opstelplaats een afvoervoorziening hebben voor huishoudelijk
Eisen gebouwriolering in Bbl Bestaande en nieuwe bouwwerken moeten volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) een zodanige voorziening voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater hebben dat de gezondheid niet in gevaar komt. Verder moet een gebruiksfunctie met een toilet- of badruimte of met een andere opstelplaats voor een lozingstoestel voor die opstelplaats een afvoervoorziening hebben voor huishoudelijk afvalwater. NEN-normen afvoervoorziening Op grond van het Bbl heeft een afvoervoorziening voor huishoudelijk afvalwater: Bij nieuwbouw (art. 4.205 lid 2): een capaciteit, een lucht- en waterdichtheid en een uitmonding en capaciteit van de ontspanningsleiding die voldoen aan NEN 3215. Bij bestaande bouw (art. 3.112 lid 2): een zodanige capaciteit dat elk daarop aangesloten lozingstoestel binnen 5 minuten kan worden geleegd en een lucht- en waterdichtheid die voldoen aan NEN 3215. Het Bbl stelt de volgende eisen aan een afvoervoorziening voor hemelwater: Bij nieuwbouw (art. 4.206): het dak van een bouwwerk moet een voorziening hebben met een capaciteit van ten minste de volgens NEN 3215 bepaalde belasting van die voorziening. Verder moet de afvoervoorziening binnen een bouwwerk lucht- en waterdicht zijn, bepaald volgens NEN 3215. Bij bestaande bouw (art. 3.113): de afvoervoorziening binnen een bouwwerk moet lucht- en waterdicht zijn, bepaald volgens NEN 3215. Deze hemelwatereisen gelden niet voor alle gebruiksfuncties, bijvoorbeeld niet voor een industriefunctie (art. 4.204 Bbl). De eisen gelden wel voor woonfuncties, kantoorfuncties, etc. Binnenshuis gescheiden waterstromen en afkoppelen De hier toepasselijke NEN 3215 en de normen waarnaar deze verwijst (NEN 2580, NEN-EN 1253 deel 1 en 2 en NEN-EN 13564 deel 1) verplichten dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater binnenshuis gescheiden blijven. Daar mag niet van worden afgeweken. Het Bbl gaat niet over de terreinriolering of de aansluiting op het openbaar riool, en biedt dus geen mogelijkheden om het afkoppelen van hemelwater te verplichten. De gemeente kan het ombouwen van gemengde naar gescheiden aansluitingen dus niet op basis van het Bbl afdwingen. Wel kan zij in het omgevingsplan regels stellen aan hemelwaterlozingen. Juridisch gezien regelt het omgevingsplan dan de lozing van hemelwater, niet de fysieke aansluiting op het openbare riool. Maar door de lozing te verbieden, is (het gebruik van) de aansluiting feitelijk onmogelijk. Zo kan de gemeente op basis van het omgevingsplan binnen de grenzen van redelijkheid wél tot ombouw van gemengde aansluitingen verplichten. (Meer informatie over regels over afkoppelen en waterberging.) Eisen buitenriolering (terreinleiding) in omgevingsplan Eisen voor alle typen afvoerleidingen De eisen voor de voorzieningen voor huishoudelijk afvalwater en hemelwater buiten een bouwwerk komen via de bruidsschat in het omgevingsplan terecht. Deze regels zijn ontleend aan de eisen die in het Bouwbesluit 2012 stonden. Het Bouwbesluit regelde alleen de eisen voor afvoervoorzieningen voor huishoudelijk afvalwater en hemelwater. In het omgevingsplan kan de gemeente eisen stellen aan alle typen afvoerleidingen. Gemeenten kunnen daarom voortaan ook regels in het omgevingsplan hebben voor afvoerleidingen voor grondwater en bedrijfsafvalwater. Regels in het omgevingsplan gaan bijvoorbeeld over: Hoe de ondergrondse doorvoer van een voorziening voor afvalwater moet liggen, namelijk door een uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, zoveel mogelijk haaks op de scheidingsconstructie. De dichtheid van de gebouwaansluitleiding en de op eigen terrein of erf gelegen buitenriolering of andere voorziening voor afvalwaterafvoer moet zó zijn dat die ook bij enige zetting gehandhaafd blijft. De terreinriolering voor huishoudelijk afvalwater (of bedrijfsafvalwater) moet aan de volgende eisen voldoen: geen vernauwing in de stroomrichting; een vloeiend beloop; waterdicht; een voldoende inwendige middellijn. Ligging afvoerleidingen op de perceelgrens Verder kan de gemeente in het omgevingsplan regels opnemen over de ligging van aansluitingen bij perceelgrenzen. De mogelijkheid die gemeenten voorheen hadden om op grond van het Bouwbesluit 2012 een aansluitvoorschrift te stellen, is via de bruidsschat toegevoegd aan het omgevingsplan. Op grond daarvan kan de gemeente een maatwerkvoorschrift stellen aan bijvoorbeeld de plaats, hoogte en diameter van de op de openbare riolering aan te sluiten afvoerleiding. Bij het wijzigen van het omgevingsplan kan de gemeente ook algemene regels stellen die altijd gelden in plaats van steeds opnieuw maatwerkvoorschriften te stellen. In het kader hieronder ziet u een voorbeeld, waarin ook leidingen voor bedrijfsafvalwater en grondwater zijn meegenomen: Artikel x.x (ligging afvoerleidingen op de perceelgrens) 1. Als huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater in een openbaar vuilwaterriool kan of moet worden geloosd, ligt de perceelaansluitleiding: a. op de perceelgrens aan de zijde van het perceel waar het openbaar vuilwaterriool ligt; en b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste <x> m en ten hoogste <y> m onder maaiveld. [alternatief: b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste <x> cm boven de binnen-bovenkant-buis van de openbare riolering.] 2. Een perceelaansluitleiding voor huishoudelijk afvalwater heeft een inwendige diameter van ten minste <x> mm. 3. Als hemelwater of grondwater in een openbaar hemelwaterstelsel of openbaar vuilwaterriool kan en mag worden geloosd, ligt de perceelaansluitleiding: a. op de perceelgrens aan de zijde van het perceel waar het openbaar hemelwaterstelsel of openbaar vuilwaterriool ligt; en b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste <x> m en ten hoogste <y> m onder maaiveld. [alternatief: b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste <x> cm boven de binnen-bovenkant-buis van de openbare riolering.] 4. Op het perceel wordt binnen een afstand van <x> m vanaf de perceelgrens een inspectie- en ontstoppingsstuk aangebracht in de perceelaansluitleidingen voor huishoudelijk afvalwater en voor hemelwater of grondwater. 5. Bij maatwerkvoorschrift kan een andere ligging of inwendige diameter worden bepaald en kunnen aanvullende voorzieningen worden voorgeschreven ter bescherming van de doelmatige werking van de perceelaansluitleiding, naburige aansluitingen of de voorzieningen voor het beheer van afvalwater. De bovenstaande regels zijn van toepassing op ieder afzonderlijk perceel. Dat betekent dat bij splitsing van een perceel in twee nieuwe percelen (bijvoorbeeld bij ruimte-voor-ruimte woningen) op ieder nieuw perceel afzonderlijk aan de eisen moet worden voldaan. De perceelaansluitleiding ligt deels ook in het openbare gebied, vanaf de perceelgrens tot aan de openbare riolering. Voor de aanleg van dit deel zorgt de gemeente meestal zelf. De kosten daarvan kunnen worden verhaald via het eenmalig aansluitrecht. Aansluitverordening verwerken in het omgevingsplan Gemeenten met een aansluitverordening kunnen de regels hieruit opnemen in het omgevingsplan. Bijzondere situatie: aansluiting vanaf een ingesloten perceel Op een ingesloten perceel (dat dus nergens grenst aan openbare ruimte) wordt een woning gebouwd. De eigenaar wil een rioolaansluiting maken, maar daarvoor moet hij medewerking van de buren vragen. Hoe werkt dit? De eigenaar mag zijn huishoudelijk afvalwater niet lozen in de bodem of in oppervlaktewater. Praktisch en juridisch gezien móét hij dus wel aansluiten op het openbare riool. De gemeente heeft hier ook een inzamelings- en transporttaak. Het is dus heel goed denkbaar dat de nieuwe lozer aansluit op een al bestaande particuliere (verzamel)leiding of een eigen leiding aanlegt in andermans perceel, via een privaatrechtelijke overeenkomst (erfdienstbaarheid). Ook dan voldoet de gemeente aan haar zorgtaak. In dit voorbeeld heeft de eigenaar medewerking van de buren nodig. Kan een buurman een aansluiting op zijn bestaande leiding of een erfdienstbaarheid in alle redelijkheid weigeren? Dat hangt af van de specifieke omstandigheden. Als het werk niet te veel omhanden heeft, is medewerking (juridisch) zeer verdedigbaar. Maar specifiek privaatrechtelijke bepalingen over de afvoer van afvalwater zijn er niet. Wel kent het Burgerlijk Wetboek (BW) in art. 5:58 lid 1 een bepaling voor de aanvoer van nutsvoorzieningen. Hierin staat dat een erfeigenaar die water, elektriciteit, gas en warmte die elders tot zijn beschikking staan door een leiding wil aanvoeren, tegen een vooraf te betalen of te verzekeren schadevergoeding van de buren kan vorderen dat zij moeten gedogen dat deze leiding door of over hun erf gaat. De eigenaar van het ingesloten perceel zou deze bepaling kunnen gebruiken om ook een afvoerleiding te laten gedogen, met een beroep op de redelijkheid hiervan. Wanneer de buurman niet wil meewerken, kan de eigenaar van het ingesloten perceel een beroep doen op art. 3:13 BW dat over 'misbruik van recht' gaat. Dan is het verwijt aan zijn buurman dat deze zijn eigendomsrecht misbruikt, omdat zijn belangen bij het uitoefenen van zijn eigendomsrecht in geen verhouding staan tot de belangen van degene die zijn grond wil gebruiken voor de aanleg van een afvoerleiding. Mocht het tot een rechtszaak komen, dan is er een reële kans dat de rechter de eigenaar van het ingesloten perceel gelijk zal geven.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.