We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Onder verschillende omstandigheden ontstaan op diverse plekken overschotten en tekorten van de verschillende typen water. De ontwerper bedenkt welk water van waar naar waar moet stromen en waar het moet worden bewaard of behandeld. Niet alleen varieert de omvang van de stromen in de tijd, ook zijn sommige waterstromen onder verschillende omstandigheden tegengesteld van richting.
Kwantiteit en kwaliteit Voordat de ontwerper aan de slag kan met het maken van een ontwerp, moet hij een inschatting maken van de kwantiteit en de kwaliteit van de waterstromen. De kwantiteit van de waterstromen bepaalt de benodigde capaciteit voor de berging en de afvoer van de voorzieningen, en daarmee hun dimensies. Dit is relevant voor alle fasen van het ontwerpproces. De kwaliteit van waterstromen kan van grote invloed
Kwantiteit en kwaliteit Voordat de ontwerper aan de slag kan met het maken van een ontwerp, moet hij een inschatting maken van de kwantiteit en de kwaliteit van de waterstromen. De kwantiteit van de waterstromen bepaalt de benodigde capaciteit voor de berging en de afvoer van de voorzieningen, en daarmee hun dimensies. Dit is relevant voor alle fasen van het ontwerpproces. De kwaliteit van waterstromen kan van grote invloed zijn op het moment dat waterstromen met elkaar in contact komen, bijvoorbeeld wanneer gemengd ingezameld water of drainagewater geloosd wordt in oppervlaktewater. De kwaliteit van de waterstroom is bepalend voor de routes (waar mag het water langs?), de lozingslocaties (waar mag of kan het water naartoe?) en de voorzieningen die nodig zijn (is zuivering of nabehandeling nodig of niet?), en is daarmee vooral bepalend bij de start van het ontwerpproces. Vuilwater In vrijwel alle gebouwen ontstaat vuilwater, ongeacht het weer. Er zijn wel verschillen in vuilwaterproductie gedurende de dag en verdeeld over de week. Vuilwater mag men niet ongezuiverd lozen. Er is dus een route nodig naar een zuiverende voorziening buiten het plangebied (doorgaans de rwzi ) of binnen het plangebied. Als de zuiverende voorziening binnen het plangebied ligt, is er ook een effluentstroom die de ontwerper in goede banen moet leiden. Hemelwater Hemelwater valt gedurende beperkte tijd op het hele projectgebied. De intensiteit van neerslag varieert, onder meer afhankelijk van de seizoenen. In Nederland kennen we een neerslagoverschot: er valt nog meer water dan er verdampt. Afhankelijk van de intensiteit van de neerslag en de inrichting van een oppervlak, dringt meer water de bodem in naar het grondwater, of komt meer water tot afstroming. De ontwerper zorgt voor voorzieningen om de afvoer van het water naar de bodem, de verdeling ervan binnen het plangebied en uiteindelijk indien nodig de afvoer van het water naar de omgeving van het plangebied in goede banen te leiden. Dit geldt voor alle weersomstandigheden (aanhoudende droogte, droge omstandigheden, beperkte neerslag, hevige neerslag en extreme neerslag). Hierdoor is er een verschil tussen infiltratie van hemelwater om wateroverlast te voorkomen of infiltratie om droogte tegen te gaan; is het de bedoeling dat hemelwater permanent of tijdelijk infiltreert. Grondwater Bij grondwater zien we een sterk seizoenseffect. Bij veel neerslag en weinig verdamping is er veel grondwateraanvulling. Bij weinig neerslag en veel verdamping is er weinig grondwateraanvulling of kan er sprake zijn van een netto-onttrekking. Ook kan grondwater worden aangevuld of onttrokken door grondwaterstroming vanuit hoger gelegen gebieden naar lager gelegen gebieden en door peilfluctuaties in naburig oppervlaktewater, zoals beken, rivieren en de zee. Grondwater wordt daarnaast onttrokken waar het wordt gebruikt in de winning van drink- of proceswater. Als het grondwater periodiek zo hoog komt te staan dat er schade ontstaat, kan de ontwerper voorzieningen maken om water aan de bodem te onttrekken en af te voeren. Bij schade door grondwatertekorten kan hij juist kiezen voor voorzieningen om water aan te voeren en in de bodem te laten infiltreren. In sommige gebieden komen beide situaties voor in verschillende perioden. Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in een gebied reguleert de grondwaterstand: in regenachtige perioden draineren de watergangen en -partijen de bodem; in perioden met weinig neerslag infiltreert water vanuit de watergangen en -partijen naar de bodem. In veel gebieden is oppervlaktewater aanwezig dat hemelwater en grondwater kan ontvangen en ook overschotten van vuilwater in noodsituaties. In sommige gebieden is er ook een doorvoer van oppervlaktewater, het water stroomt het gebied in vanuit een bovenstrooms gebied, en stroomt er weer uit. De pagina’s over de stedelijke hydrologie beschrijven de processen met betrekking tot de balans tussen neerslag, grondwater en verdamping in de bebouwde omgeving uitgebreider en geven ordegroottes voor de hoeveelheden water waar het om gaat.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.