We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Wanneer en hoe lang u gaat meten, is afhankelijk van uw meetdoel én van de dynamiek van de te meten variabele.
Als u continu gaat monitoren, is de meetperiode onbepaald. Wilt u in een bepaalde periode inzicht krijgen in specifiek gedrag van (een deel van) het stedelijk watersysteem? Dan moet u vaststellen wanneer u moet meten en na hoeveel tijd, buien of gebeurtenissen de metingen u dat inzicht kunnen opleveren. Een kortere meetperiode betekent meer statistische onzekerheid in het meetresultaat. Als u langer meet, neemt de onzekerheid af en d
Als u continu gaat monitoren, is de meetperiode onbepaald. Wilt u in een bepaalde periode inzicht krijgen in specifiek gedrag van (een deel van) het stedelijk watersysteem? Dan moet u vaststellen wanneer u moet meten en na hoeveel tijd, buien of gebeurtenissen de metingen u dat inzicht kunnen opleveren. Een kortere meetperiode betekent meer statistische onzekerheid in het meetresultaat. Als u langer meet, neemt de onzekerheid af en de nauwkeurigheid van het resultaat dus toe. Grotere dynamiek, langer meten De dynamiek van de variabele (uitgedrukt als variantie of standaardafwijking) speelt een belangrijke rol. Als in de gemeten variabele grote verschillen zijn tussen opeenvolgende tijdseenheden of gebeurtenissen, moet u langer meten om inzicht in het proces te krijgen. De volgende voorbeelden verduidelijken dit: De concentratie van zout in het zeewater van de Noordzee schommelt tussen 34 en 35‰. Opeenvolgende metingen van het zoutgehalte leveren dus altijd meetwaarden op die dicht bij elkaar liggen. De standaardafwijking ten opzichte van de gemiddelde waarde is laag. Met slechts één meting krijgen we een redelijke indruk van het gemiddelde zoutgehalte in de Noordzee. De concentratie zwevende stof in afgestroomd hemelwater uit een hemelwateruitlaat varieert in opeenvolgende afvoergebeurtenissen gedurende een jaar tussen 4 mg/l en 130 mg/l per gebeurtenis. De standaardafwijking ten opzichte van het gemiddelde is hoog. Eén meting geeft geen nauwkeurige indruk van de gemiddelde concentratie zwevende stof bij deze uitlaat. Na het meten van 31 buien weten we met 95% zekerheid dat het gemiddelde ergens tussen 11 mg/l en 35 mg/l ligt. Om deze bandbreedte verder te verkleinen, moeten we langer meten. (Voorbeeld uit Regenwaterproject Almere). Dynamiek verschilt per locatie Bovenstaande voorbeelden laten zien dat de dynamiek van de gemeten variabele onder andere afhangt van de meetlocatie. Meetlocaties als overstorten en hemelwateruitlaten laten veel dynamiek zien in zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het geloosde water. De dynamiek van het influent van een rwzi kent ook allerlei variatie, onder meer: een dagelijks en wekelijks patroon in de droogweerafvoer (dwa); een neerslaggedreven variatie in afvoer en waterkwaliteit; seizoensvariatie onder invloed van toerisme of andere seizoensgebonden economische activiteiten; meerjarige variatie onder invloed van stedelijke ontwikkelingen. Dynamiek verschilt per stof Bij waterkwaliteitsmetingen is op dezelfde locatie de dynamiek van de concentratie van de ene stof groter dan die van de andere stof. Dit hangt samen met stofeigenschappen, zoals oplosbaarheid of juist binding aan zwevende stoffen. Ook het gebruik van bepaalde stoffen kan een meetperiode bepalen. Bijvoorbeeld het gebruik van sommige bestrijdingsmiddelen, dat in het voorjaar hoger ligt dan in het najaar. Om een representatieve concentratie te meten, moet u de meetperiode hierop aanpassen door een jaar rond te meten of in elk geval te meten in de periode waarin (u verwacht dat) het middel wordt gebruikt. Vuistregels Bij de keuze van een geschikte meetperiode kunt u ter indicatie de vuistregels in tabel A gebruiken. Afhankelijk van de gewenste meetnauwkeurigheid en de dynamiek van de variabele op de meetlocatie kan de noodzakelijke meetperiode hiervan afwijken. Stel daarom altijd tijdens het meten op basis van de meetresultaten vast of de meetperiode volstaat of dat u deze moet verlengen. Tabel A Indicatie benodigde meetduur voor diverse meetdoelen Meetdoel Meetlocatie Indicatie minimale duur van de metingen Globaal inzicht in het hydraulisch functioneren Diverse meetpunten 3 maanden (minimaal meerdere dagen dwa en drie buien, waarvan een grote) Kalibratie van een hydrodynamisch model Diverse meetpunten 1 jaar Vaststellen hoeveelheid rioolvreemd water Neerslag, gemaal 1 jaar Vaststellen emissie Hemelwateruitlaat 1 jaar (30 lozingsgebeurtenissen) Vaststellen emissie Gemengde overstort 1-2 jaar (10 lozingsgebeurtenissen) Vaststellen ontwikkeling infiltratiecapaciteit Infiltratievoorziening 5 jaar Inzicht in GHG en GLG Grondwaterpeilbuizen 8 jaar met laagfrequente metingen (2 per maand) benaderbaar met 1 jaar hoogfrequente metingen (per uur) Inzicht in klimaateffecten op grondwaterstand Grondwaterpeilbuizen 30 jaar Optimalisatie operationeel beheer Diverse meetpunten Onbepaald Inzicht in neerslag voor bepalen aansprakelijkheid en overmacht Neerslag Onbepaald
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.