De kwaliteit van stedelijk water kunt u meten door op locatie fysische en chemische eigenschappen met sensoren te meten of door monstername en laboratoriumanalyse. Dit onderdeel van de kennisbank gaat over bemonstering. Hier vindt u informatie over de keuze voor locatie en tijdstip van monstername, de verschillende bemonsteringsmethoden (handmatig, automatisch volume- of tijdproportioneel en passief), conservering en transport, en een overzicht van de geldende normen.
Redenen om voor bemonstering te kiezen (in plaats van direct in het veld met sensoren te meten) zijn: Met monstername en laboratoriumanalyse kunt u veel meer waterkwaliteitsparameters meten dan met sensoren direct in het veld. De metingen in de gecontroleerde omgeving van een laboratorium zijn vaak nauwkeuriger dan die in het veld. Wat houdt bemonstering in?
Redenen om voor bemonstering te kiezen (in plaats van direct in het veld met sensoren te meten) zijn: Met monstername en laboratoriumanalyse kunt u veel meer waterkwaliteitsparameters meten dan met sensoren direct in het veld. De metingen in de gecontroleerde omgeving van een laboratorium zijn vaak nauwkeuriger dan die in het veld. Wat houdt bemonstering in? Bij bemonstering worden op een bepaalde tijd en plaats monsters (kleine hoeveelheden) van het water of de waterbodem verzameld. Deze monsters worden gemengd in een verzamelvat of apart bewaard, waarna ze in een laboratorium worden geanalyseerd op diverse fysische en chemische parameters (zie Waterkwaliteit). Ook biologische en ecologische parameters zoals de visstand of macrofauna worden bepaald via bemonstering. Dit type bemonstering is in de kennisbank niet verder uitgewerkt. Meer informatie hierover vindt op de website van STOWA. Hier komen de volgende onderwerpen aan bod: Bemonsteringslocatie: Het is belangrijk dat u op representatieve locaties en op de juiste diepte bemonstert. Deze pagina geeft u handvatten voor de locatiekeuze bij bemonstering uit een rioolbuis, uit een persleiding, bij een lozingspunt en van oppervlaktewater. Moment van bemonstering: De monsters die u neemt, moeten representatief zijn voor de totale waterkwaliteit. Heel vaak lukt dit niet met één monster, omdat de waterkwaliteit varieert. Hier vindt u aandachtspunten voor de frequentie van de monstername, de duur van de bemonsteringsperiode en het effect op de nauwkeurigheid van het resultaat. Bemonstering met steekmonsters: Steekmonsters neemt u op één bepaalde tijd en plaats, meestal handmatig. De gemeten concentraties zeggen alleen iets over de waterkwaliteit op het tijdstip van monstername en zijn dus niet representatief voor de totale waterkwaliteit. Automatische bemonstering: Als u de waterkwaliteit in snel veranderende systemen zoals riolering wilt meten, moet u continu of met een hoge frequentie bemonsteren. Hiervoor is automatische (volume- of tijdproportionele) bemonstering geschikt. Passieve bemonstering: Een alternatief voor automatische tijdproportionele monstername is passieve bemonstering (Engels: passive samplers). Passive samplers zijn goedkoop en technisch veel eenvoudiger dan een automatisch monsternamesysteem, maar de resultaten zijn wel minder nauwkeurig. Conserveren en transporteren van monsters: Nadat u een monster hebt genomen, moet u ervoor zorgen dat het representatief blijft tot de laboratoriumanalyse. Voor conservering en transport gelden allerlei voorschriften, waarbij u rekening moet houden met bewaartermijnen, temperatuur en materiaalgebruik. Normen voor bemonstering: Voor bemonstering in diverse situaties zijn NEN-normen beschikbaar die terugkomen in Nederlandse wet- en regelgeving. Dit betekent dat de monstername aan deze normen moet voldoen. Hier vindt u een overzicht. Laboratoriumanalyse Voor de analyse in het laboratorium moet de laborant vooraf een geschikte techniek kiezen, waaronder ook vaak een bepaalde verdunningsreeks. De keuze hangt af van de vooraf geschatte bandbreedte van het te verwachten analyseresultaat. De analyses van oppervlaktewater verschillen daardoor van die van afvalwater. Afgestroomd hemelwater zit er wat betreft de kwaliteit tussenin: soms wordt het geanalyseerd als afvalwater, soms wordt het als schoner water beschouwd. Laboratoriumanalyses zijn een vak apart en niet uitgewerkt in de kennisbank. Als beheerder vertrouwt u op de professionaliteit en gestandaardiseerde werkwijzen van het laboratorium. Rapportagegrenzen Concentratiemetingen in een laboratorium hebben een bepaalde rapportagegrens. Dit betekent dat als de werkelijke concentratie lager is dan deze rapportagegrens (bijvoorbeeld omdat de stof niet in het monster is aangetroffen), de concentratie wordt gerapporteerd als een kleiner-dan-waarde. Vaak wilt u de meetwaarden waarin zulke kleiner-dan-waarden voorkomen statistisch bewerken, bijvoorbeeld door een gemiddelde concentratie uit te rekenen. Hiervoor zijn statistische technieken beschikbaar, zoals de Kaplan-Meiermethode. Het is beter om zo'n techniek toe te passen dan een kleiner-dan-waarde te vervangen door een vaste getalswaarde (substitutie). Meer informatie hierover vindt u bij Bewerken meetgegevens.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.