We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Het toepassingsgebied van elke methode hangt onder andere samen met de meetnauwkeurigheid. De vul- of leegpomptijd van boorgat of peilbuis moet veel kleiner zijn dan de tijd die nodig is voor de meting zelf. In grove gronden kan het water snel wegzakken of toestromen. In fijne gronden duurt dat veel langer. Deze methode is daarom vooral geschikt in matig tot slecht doorlatende gronden. Het toepassingsgebied ligt bij een k-waarde tussen 0,0001
Het toepassingsgebied van elke methode hangt onder andere samen met de meetnauwkeurigheid. De vul- of leegpomptijd van boorgat of peilbuis moet veel kleiner zijn dan de tijd die nodig is voor de meting zelf. In grove gronden kan het water snel wegzakken of toestromen. In fijne gronden duurt dat veel langer. Deze methode is daarom vooral geschikt in matig tot slecht doorlatende gronden. Het toepassingsgebied ligt bij een k-waarde tussen 0,0001 en 5 m/d. Toepassingsgebied De meting vindt plaats met een peilbuis in een (hand)boorgat. De meting is zowel boven als onder de grondwaterstand uit te voeren. Zelfs tot 4 m beneden het maaiveld, ook diep onder het grondwater. Voorwaarde is dan wel dat de veldmedewerker de te meten zone met filterstelling en zwelklei voldoende isoleert. De falling-headtest houdt in: het eenmalig verhogen van de grondwaterspiegel, waarna de daling van de grondwaterspiegel wordt gemeten. Figuur A Kenmerken falling-headtestVergroot afbeelding Meetopstelling Bij metingen onder de grondwaterstand moet de veldmedewerker een filterbuis gebruiken. Bij metingen boven de grondwaterstand is een filter aan te raden. Uitvoering Na voldoende voorverzadiging verhoogt een reservoir of pomp eenmalig de grondwaterspiegel in de peilbuis. De exacte verhoging is afhankelijk van het traject waarover u de doorlatendheid wilt bepalen en de grondsoort. Maar de verhoging moet zo’n 3 à 6 x de diameter van het boorgat bedragen. Vervolgens meet de veldmedewerker met een datalogger of vlotter (semi)continu de daling van de waterspiegel ten opzichte van een referentieniveau. Voor of na de meting brengt hij de bodemopbouw in beeld van minimaal de diepte van de peilbuis plus de helft van de toegevoegde waterkolom in de peilbuis. Dit is nodig om de juiste formule te bepalen. De diepte van de eerstvolgende ondoorlatende of slecht doorlatende laag beïnvloedt namelijk het meetresultaat. De uitwerking en een rekenvoorbeeld van deze methode vindt u in Uitleg formules. Aandachtspunten De veldmedewerker moet zorgen voor voldoende voorverzadiging. Bij uitvoering boven de grondwaterstand moet hij het laatste deel van de meting gebruiken om de doorlatendheid te bepalen (zodat voldoende verzadiging heeft plaatsgevonden).
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.