Gemeenten krijgen steeds meer verantwoordelijkheid voor het beheer van (grond)water in de bebouwde kom. Een onderdeel hiervan is de aanleg en het beheer van systemen voor het verwerken van hemelwater (gericht op het inzamelen, tijdelijk bergen en infiltreren). Voor deze activiteiten zijn goede voorzieningen nodig. Voorzieningen die door goed ontwerp en beheer langdurig functioneren, hun capaciteit behouden en de omgeving niet hinderen.

De effecten van infiltratie- en drainagesystemen voor de omgeving worden regelmatig onderschat. Elke ingreep in het (grond)waterregime heeft vaak niet alleen een lokaal effect, maar ook invloed op de omgeving. Of een voorziening daadwerkelijk goed functioneert, hangt vooral af van de bodemeigenschappen op de plek waar de voorziening ligt en in de omgeving.

De doorlatendheid van de bodem is een van de bepalende factoren voor het dimensioneren en het (blijven) functioneren van infiltratie- en drainagesystemen. Inzicht in doorlatendheid is dus van groot belang als u plannen maakt voor hemelwaterinfiltratie of grondwaterdrainage. De ontwerp-, onderzoeks- en beheeraspecten van deze systemen komen in verschillende modules van de Leidraad aan de orde (zie figuur A).

Figuur A Relaties met andere kennisgebiedenVergroot afbeelding

Doel van dit onderdeel 

Dit onderdeel behandelt onderzoeksmethoden om de doorlatendheid van de bodem te bepalen. Het biedt inzicht in:

  • het begrip doorlatendheid;
  • hoe u voor verschillende situaties de juiste methode kiest om de doorlatendheid te bepalen;
  • de werking van doorlatendheidsmetingen;
  • een strategie om te bepalen welke onderzoeken nodig zijn om erachter te komen of uw plangebied geschikt is voor hemelwaterinfiltratie of waar drainage van overtollig grondwater nodig is.

Hiermee geeft dit onderdeel u handvatten om doorlatendheidsonderzoek te laten uitvoeren en de resultaten ervan beter te kunnen beoordelen.

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel