We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
In hellende gebieden voert het rioolwater van de hogergelegen delen soms te snel af naar de lagere delen. Zo kan in de hogere delen van het rioolstelsel berging beschikbaar zijn, terwijl in de lagere delen rioolwater via een overstort wegstroomt. Een traditionele oplossing om de vuiluitworp uit de riolering te reduceren, is het bouwen van een bergbezinkbassin achter de overstort. Een alternatieve oplossing is het bouwen van een interne stuw me
In hellende gebieden voert het rioolwater van de hogergelegen delen soms te snel af naar de lagere delen. Zo kan in de hogere delen van het rioolstelsel berging beschikbaar zijn, terwijl in de lagere delen rioolwater via een overstort wegstroomt. Een traditionele oplossing om de vuiluitworp uit de riolering te reduceren, is het bouwen van een bergbezinkbassin achter de overstort. Een alternatieve oplossing is het bouwen van een interne stuw met sturing. Situatie In figuur A ziet u een situatieschets. Een hoofdriool ABC (in dwarsdoorsnede, rode lijn) transporteert het rioolwater van A via B naar het lagergelegen punt C. Bij punt C bevinden zich een rioolgemaal en een overstort. Figuur A Situatieschets met een langsprofiel (links) en een plattegrond (rechts)Vergroot afbeelding Sturing Met een regelbare schuif bij punt B is de afvoer naar punt C te sturen en daarmee een gecontroleerde afvoer mogelijk. Figuur B Sturing met een regelbare schuifVergroot afbeelding Om de gecontroleerde afvoer te realiseren, zijn een regelbare schuif en twee meetlocaties nodig. Eén meetlocatie komt bovenstrooms van de schuif bij punt B en één benedenstrooms nabij punt C. Het systeem stuurt de meetsignalen naar de lokale regelaar, die de data filtert en valideert. Op basis van de gemeten waterstanden bepaalt de regelaar de vullingsgraad boven- en benedenstrooms. Vervolgens regelt het systeem de schuif zodanig, dat de riolering de berging bovenstrooms optimaal benut. Dit kan op verschillende manieren, zoals: vulling beneden- en bovenstrooms gelijk houden of vulling bovenstrooms primair benutten, daarna aflaten naar lagergelegen delen. Met modelsimulaties is de effectiviteit van de verschillende methoden te vergelijken. Benodigde voorzieningen Voor een robuuste uitvoering van de maatregel zijn enkele voorzieningen nodig: Bij een storing moet het systeem de schuif in een veilige defaultstand zetten. De uitvoering van de schuif (put) moet bij voorkeur een bypass mogelijk maken voor het geval de schuif vastzit (en het bovenstroomse gebied geen overstort heeft). De meetsensoren moeten dubbel of drievoudig meten, zodat het systeem een meetfout of storing tijdig onderkent en de beheerder tijd heeft om deze te verhelpen. Vooral bij meerdere lokale regelingen is een centraal informatiesysteem nuttig om de werking van de regelingen te monitoren. Effect van de sturing Met een modelstudie is het effect van de sturing onderzocht en zijn de juiste instellingen bepaald. Bij de bui in dit voorbeeld is het overstortingsvolume door sturing met bijna 50% gereduceerd, van 12.800 m3 tot 6.600 m3. Dit komt doordat de vullingsgraad van het rioolstelsel met sturing toeneemt of anders gezegd het rioolwater wordt bovenstrooms langer vastgehouden. Pas als benedenstrooms weer voldoende berging beschikbaar is, voert het stelsel het (bovenstrooms) geborgen rioolwater af. De berging van een rioolstelsel is vaak niet volledig te benutten, maar door het water langer vast te houden, kunnen overstortingen benedenstrooms afnemen. Het langer benutten van de berging is eenvoudig mogelijk door gebruik te maken van een vaste doorlaat met een beperkte afvoercapaciteit. Maar met sturing en een instelbare doorlaat kan het stelsel flexibel inspelen op alle mogelijke omstandigheden. Zet voor de uiteindelijke keuze van het maatregelenpakket de alternatieve oplossingen naast elkaar en maak dan de afweging op kosten, effectiviteit, flexibiliteit en uitvoerbaarheid. Conclusies Voor het bepalen van de effecten van sturing geldt dezelfde procedure als bij andere maatregelen. Zo is een reeksberekening nodig om het effect op de jaarlijkse overstortingsreductie vast te stellen. Een simulatiemodel is hulpmiddel om de sturing te ontwerpen en de effectiviteit ervan te onderzoeken. Gebruik meerdere realistische buienpatronen (bij voorkeur meerjarige reeksen), waarbij het afwisselend harder en zachter regent. Zo voorkomt u dat de regeling alleen werkt voor de specifieke ontwerpbui.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.