Werkt de methode?
De casestudies hebben laten zien dat de DTS-methode werkt. Het meten van veranderingen in rioolwatertemperatuur met een glasvezelkabel is een goede indicator voor locaties van foutaansluitingen. De DTS-techniek laat een nagenoeg continu temperatuurbeeld in ruimte en tijd zien. Relatief kleine lozingen met kleine temperatuureffecten zijn op te sporen. Ook de plaats waar de lozing plaatsvindt, is nauwkeurig te bepalen.
Is de methode werkbaar en betaalbaar?
Het is praktisch mogelijk en betaalbaar om verkeerde aansluitingen op een rioolleiding op te sporen via temperatuurmetingen met een glasvezelkabel.
De kosten zijn afhankelijk van meerdere factoren, zoals:
- de lengte van de kabel;
- de duur van het experiment;
- de locatie van de meting;
- de wijze van het inbrengen van de kabel.
Onder welke omstandigheden is de methode bruikbaar?
De eerste twee casestudies vonden plaats in een verdronken riool in Purmerend en Almere. In deze stelsels zijn geen foutaansluitingen gevonden. In Almere was in de temperatuurmetingen wel instroom van drainagewater zichtbaar. In Eindhoven en Korendijk vonden metingen plaats in een leeg stelsel. Hier zijn wel foutaansluitingen gevonden. Met de gebruikte meetresolutie van 2 m in ruimte en 30 seconden in tijd zijn de lozingen tot op huisniveau te traceren. In Groningen vonden in hetzelfde stelsel gedurende een week metingen plaats in verdronken toestand en een week in lege toestand. In beide metingen waren foutaansluitingen zichtbaar.Aanbevelingen
De techniek is geschikt voor toepassing in de praktijk, maar hiervoor zijn wel specifieke expertise en (uitlees)apparatuur nodig. De metingen in deze studie heeft de TU Delft gedaan, die ook over de apparatuur beschikt (van circa € 50.000). Mogelijk gaat een marktpartij (een reinigings- en inspectiebedrijf) de metingen aan gemeenten aanbieden.De kabel kan beter niet in heel scherpe bochten, knikken of lussen in het riool liggen. Op die punten weerkaatst het lasersignaal niet goed. Hoewel de kabelfabrikanten een minimale straal van 2,5 cm opgeven, is het beter als vuistregel een minimale straal van circa 10 cm aan te houden.
Meet altijd meerdere dagen achter elkaar, bijvoorbeeld op twee werkdagen en in een weekend. Bij geconstateerde foutaansluitingen kunt u de kabel het best laten liggen. Dan kunt u na aanpassing van de aansluitingen een controlemeting laten doen.
In essentie is de methode onder alle omstandigheden (winter/zomer/regen) bruikbaar, zolang er temperatuurverschillen zijn. Toch kunt u de metingen het best op een (nagenoeg) leeg stelsel laten uitvoeren. Dan zijn de temperatuurverschillen groter, waardoor de kans kleiner is dat u een foutaansluiting over het hoofd ziet.