We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Wanneer de gemeente een lek riool vervangt door een niet-lekkend riool, komt de grondwaterwaterstand weer in zijn oorspronkelijke toestand terug. Maar dat maakt de gemeente niet (automatisch) verantwoordelijk voor eventuele overlast of schade. In deze voorbeelden leest u hoe dit juridisch zit.
Het vervangen van een lekke riolering door een niet-lekkend riool past bij goed rioleringsbeheer. Maar hierdoor kan het grondwaterpeil stijgen en uiteindelijk grondwateroverlast ontstaan. De oude riolering werkt immers niet meer als drainageleiding voor het in de bodem aanwezige grondwater. Toch komen deze grondwateroverlast en eventuele schade niet voor rekening van de gemeente. Uit al oud
Het vervangen van een lekke riolering door een niet-lekkend riool past bij goed rioleringsbeheer. Maar hierdoor kan het grondwaterpeil stijgen en uiteindelijk grondwateroverlast ontstaan. De oude riolering werkt immers niet meer als drainageleiding voor het in de bodem aanwezige grondwater. Toch komen deze grondwateroverlast en eventuele schade niet voor rekening van de gemeente. Uit al oude rechtspraak (vóór 2008 toen de gemeentelijke grondwaterzorgplicht van kracht werd) blijkt dat de rechter vrij standaard oordeelt dat de vervanging van een oud lekkend riool hooguit leidt tot het herstel van de oude normale waterhuishoudkundige situatie, waartegen de woningen van de procederende eigenaren bestand zouden moeten zijn. De rechter wijst daarbij op bouwkundige gebreken ofwel op de eigen verantwoordelijkheid van eigenaren voor de bouwkundige staat van hun huizen. Relatie met bouwregelgeving Hier is ook de bouwregelgeving van belang. Het oude Bouwbesluit 2012 en ook het Besluit bouwwerken leefomgeving als opvolger hiervan (onder het stelsel van de Omgevingswet) stellen geen eisen aan de vochtdichtheid van kelders en kruipruimten. Water in de kelder of kruipruimte kan dus voorkomen zonder dat sprake is van een bouwkundig gebrek. Dit is anders wanneer een kelder als verblijfsgebied wordt gebruikt ofwel als een ruimte waar mensen regelmatig verblijven, zoals een beneden maaiveld aangelegde keuken, slaapkamer, badkamer, souterrain of winkelruimte. Dan geldt de eis van waterdichtheid wel, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt dan bij de gebouweigenaar en niet bij de gemeente. Kelders die als opslagruimte worden gebruikt, hoeven niet waterdicht te zijn. Wie dat toch wil, heeft een eigen verantwoordelijkheid. Particulieren moeten dan ook zelf zorgen voor bouwkundige en/of waterhuishoudkundige maatregelen en voorzieningen. Een gemeente is voor bouwkundige maatregelen niet verantwoordelijk, ook niet op basis van de grondwatertaak in de Omgevingswet. Deze taak verandert niets aan de aloude en nog altijd geldende bouwregelgeving.1 Jurisprudentie over de gemeentelijke grondwatertaak In 2019 oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat “van bewoners mag worden verwacht dat zij – indien nodig – de vereiste waterhuishoudkundige of bouwkundige maatregelen nemen om problemen als gevolg van een bepaalde grondwaterstand te voorkomen of te bestrijden.” Dat ligt anders, zo vervolgde het Hof, als vaststaat dat de gemeente haar (grondwater)zorgplicht heeft geschonden.2 De Rechtbank Rotterdam oordeelde in 2018, in een zaak waar het grondwaterpeil door vervanging van een oude riolering op sommige plekken (in de wijk) was gestegen, dat het enkele feit dat de gemeente de riolering heeft vervangen – ondanks de aanwezigheid van vier laaggelegen woningen in de straat – niet als onrechtmatige daad kan worden aangemerkt. De wijze waarop de gemeente de vervanging van de riolering had aangepakt, was zorgvuldig. De rechter wijst daarbij onder andere op twee georganiseerde bewonersbijeenkomsten. Daar had een medewerker van de gemeente aangegeven dat het kan zijn dat na de uitvoering van de werkzaamheden, inclusief het aanleggen van een drainageleiding, voor sommige percelen de grondwaterstand niet optimaal is. Daardoor kunnen extra maatregelen nodig zijn, die bewoners zelf moeten nemen. De rechter rekende het de particuliere eisers aan dat zij, ondanks concrete adviezen van de gemeente, zelf geen maatregelen hadden genomen, terwijl dat gelet op alle omstandigheden wel op hun weg had gelegen.3 Aan het slot van de uitspraak formuleert de rechter het erg duidelijk: “Het echtpaar [naam eisers] wist, althans had moeten weten, dat de grondwaterstand door de vervanging van de riolering zou stijgen, hetgeen mogelijke wateroverlast op haar perceel tot gevolg zou kunnen hebben. Ondanks die wetenschap heeft het echtpaar [naam eisers] niet de noodzaak gezien om voorzorgsmaatregelen te nemen, maar afgewacht en het risico genomen dat zij door wateroverlast schade zou lijden. De gevolgen van het feit dat dat risico zich heeft verwezenlijkt kan het echtpaar [naam eisers] nu niet, achteraf, met succes op de gemeente afwentelen. Er is geen sprake van een onrechtmatige daad van de gemeente.” 1. Kamerstukken II, 30 578, 2006-2007, nr. 6, p. 5 (Nota naar aanleiding van het Verslag). 2. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 27-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3180. 3. Rechtbank Rotterdam, 23 november 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9742.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.