We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Waterschappen kunnen met het peilbeheer van oppervlaktewater de grondwaterstand beïnvloeden, waardoor funderingsproblemen of wateroverlast kunnen ontstaan. Dit voorbeeld beschrijft de juridische verantwoordelijkheden van de waterbeheerder.
Het peilbesluit Funderingsproblemen doen zich met name voor in de veen- en kleigebieden. Juist ook in die gebieden stelt de waterbeheerder (waterschappen en Rijkswaterstaat) peilbesluiten vast (vgl. art. 2.41 Omgevingswet). In een peilbesluit geeft de waterbeheerder de oppervlaktewaterstand aan die zo veel mogelijk gehandhaafd moet worden.1 Hierbij is de grondwaterstand een bepalende factor. Bij het vastleg
Het peilbesluit Funderingsproblemen doen zich met name voor in de veen- en kleigebieden. Juist ook in die gebieden stelt de waterbeheerder (waterschappen en Rijkswaterstaat) peilbesluiten vast (vgl. art. 2.41 Omgevingswet). In een peilbesluit geeft de waterbeheerder de oppervlaktewaterstand aan die zo veel mogelijk gehandhaafd moet worden.1 Hierbij is de grondwaterstand een bepalende factor. Bij het vastleggen van een peil in een peilbesluit weegt de waterbeheerder alle betrokken belangen – waaronder die van de ruimtelijke ordening en het milieu – zorgvuldig tegen elkaar af. In dichtbebouwd stedelijk gebied met weinig oppervlaktewater zal niet snel sprake zijn van een directe relatie tussen het oppervlaktewaterpeilbeheer en de grondwaterstand bij bebouwing. In het buitengebied, waar overigens ook bebouwing voorkomt, ligt een dergelijk verband eerder voor de hand. Verlaging van het oppervlaktewaterpeil kán effect hebben op de kwaliteit van houten paalfunderingen en een verhoging van het peil kan bij omwonenden tot grondwateroverlast leiden. Daarom moet de waterbeheerder hiermee rekening houden als hij een peilbesluit neemt. Alle belangen moeten worden meegenomen bij het voorbereiden van een nieuw peilbesluit. Normaal maatschappelijk risico huiseigenaren Een waterbeheerder (meestal een waterschap) hoeft juridisch gezien zeker niet altijd compenserende en/of mitigerende maatregelen te treffen als hij het peil van een oppervlaktewater verlaagt of verhoogt om een bepaalde drooglegging te bereiken.2 De jurisprudentie wijst hierbij op het ‘normaal maatschappelijk risico' van huiseigenaren.3 Schade die tot het normale maatschappelijke risico behoort (dus eigen risico), wordt niet vergoed. Nu is er verschil tussen een peilwijziging (niet natuurlijk) en een peilaanpassing als gevolg van maaivelddaling door inklinking en oxidatie (wel natuurlijk). Een peilwijziging (dat kan een peilverhoging of -verlaging zijn) verandert bewust de drooglegging, een peilaanpassing (dan wordt een verlaging bedoeld die gelijke tred houdt met de bodemdaling) niet. Peilaanpassing: normaal maatschappelijk risico Bij een peilaanpassing wordt slechts de natuurlijke bodemdaling gevolgd die (zeker in veengebieden) nu eenmaal aan de orde is. Schade door een peilverlaging als compensatie van een natuurlijke maaivelddaling (ook als deze compensatie een natuurlijke maaivelddaling van jaren betreft) behoort tot het ‘normaal maatschappelijk risico’.4 Deze schade is dan ook voor rekening van de eigenaar zelf. Als vaststaat dat een peilverlaging alleen maar compensatie is voor de natuurlijke maaivelddaling, hoeft de beheerder (juridisch bekeken) dus geen compenserende maatregelen te treffen. Huiseigenaren hebben hier een eigen verantwoordelijkheid. Peilwijziging: soms zijn maatregelen nodig Eventuele schade door een peilwijziging die is bedoeld om de drooglegging te wijzigen, kan wél voor rekening van het waterschap komen (met een beroep op art. 15.1, lid 1 onder a Omgevingswet). Het gaat hier uitdrukkelijk niet zonder meer om alle schade, maar alleen die schade die de betrokkene onevenredig treft en het maatschappelijk risico te boven gaat. Het waterschap heeft er dus ook zelf alle belang bij om bij de wijziging van een peilbesluit nadrukkelijk rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van houten paalfunderingen. Mitigeren en/of compenseren kan dan nodig zijn. Meer informatie over peilbesluiten en de problematiek van bodemdaling Meer informatie over de relatie tussen peilbesluiten, peilbeheer en de mogelijkheden hiervan om bodemdaling tegen te gaan, vindt u in: P.J. de Putter, Peilbeheer als middel om bodemdaling in veenweidegebieden terug te dringen, Milieu en Recht, febr. 2021, p. 129-139. Dit artikel is een resultaat van een in opdracht van STOWA uitgevoerd en in 2021 gepubliceerd onderzoek met dezelfde titel. De beantwoorde vraag in het artikel en het onderliggende rapport is wat er via het peilbeheer – concreet via peilbesluiten - juridisch mogelijk is om het proces van bodemdaling te vertragen en op welke wijze een waterschap dit zorgvuldig kan vormgeven en uitvoeren. 1 Het ‘zo veel mogelijk’ wijst erop dat de waterbeheerder wat dat betreft een inspannings- en geen resultaatsverplichting heeft. De beheerder kan dus alleen worden afgerekend op de verrichte inspanningen en niet op het bereikte resultaat. 2 Drooglegging is het verschil in afstand tussen het oppervlaktewaterniveau en het maaiveld. 3 Het vervolg van deze paragraaf is ontleend aan de volgende uitspraken: ABRvS, 9 augustus 1996, zaaknr. G03.94.0105, AB 1996, 434 (niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl); ABRvS 16 november 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU6237 (Schieland en de Krimpenerwaard); ABRvS 23 augustus 2006, zaaknr. 200507730/1, ECLI:NL:RVS:2006:AY6762 (GS ZH, betrof peilbesluit Amstel, Gooi en Vecht) en ABRvS 2 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA4181 (Waterschap Fryslân). 4 Zie ABRvS, 16 november 2005. In deze zaak verwijst de rechter naar de uitspraak van 9 augustus 1996 (zaaknr: G03.94.0105, AB 1996, 434 [zie voetnoot 3 hierboven]). In ABRvS, 2 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA4181 wordt deze weer herhaald.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.