We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Wie is eigenaar van rioolleidingen? De hoofdregel in het Burgerlijk Wetboek voor netwerken is: niet de grondeigenaar (verticale natrekking) maar de bevoegde aanlegger van het net is eigenaar (horizontale natrekking). Toch leidt dit in de praktijk nog wel tot onduidelijke situaties. Want waar houdt de gemeentelijke eigendom op en begint de verantwoordelijkheid van bewoners en bedrijven? Om discussies over beheer- en onderhoudskosten te voorkomen, kan de gemeente het best duidelijke beheergrenzen vastleggen in het omgevingsplan.
Antwoord op de eigendoms- en beheervraag is van belang, met name om te bepalen wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud en de bijbehorende kosten. Ook wordt daarmee duidelijk wie aansprakelijk is als er een keer wat misgaat, bijvoorbeeld wanneer een leiding instort. Het Burgerlijk Wetboek (art. 6:174 BW) kent een risicoaansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal. Dat b
Antwoord op de eigendoms- en beheervraag is van belang, met name om te bepalen wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud en de bijbehorende kosten. Ook wordt daarmee duidelijk wie aansprakelijk is als er een keer wat misgaat, bijvoorbeeld wanneer een leiding instort. Het Burgerlijk Wetboek (art. 6:174 BW) kent een risicoaansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal. Dat betekent dat schade als gevolg van een gebrek (of iets dergelijks) te verhalen is op de eigenaar van die opstal, ook al heeft de eigenaar zelf geen schuld aan de schadeveroorzakende gebeurtenis. Deze risicoaansprakelijkheid is vergelijkbaar met ouders die een risicoaansprakelijkheid hebben voor hun kinderen. Net als een woning is ook riolering (openbaar of particulier) een opstal. Hoofdregel Burgerlijk Wetboek: eigenaar grond is eigenaar leiding De hoofdregel in het Burgerlijk Wetboek (BW) is: de grondeigenaar is eigenaar van alles wat is verbonden met die grond (verticale natrekking). Op grond van artikel 5:20, lid 1, aanhef en onder e, BW (zie het kader hieronder) geldt dat de eigenaar van een perceel door verticale natrekking de eigendom heeft/verkrijgt van werken die duurzaam met de grond verenigd zijn. Art. 5:20, lid 1, aanhef en onder e, BW De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt: e) gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van een anders onroerende zaak. Voor de rioleringspraktijk zijn er twee uitzonderingen op deze regel. Eerste uitzondering: bevoegde aanlegger van een 'net' is eigenaar Artikel 5:20, lid 2 BW (zie het kader hieronder) maakt een uitzondering voor de eigendom van 'netten' ofwel een stelsel van kabels en leidingen, waaronder riolering. Art. 5:20, lid 2 BW In afwijking van lid 1 behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. Een net bestaat uit kabels en leidingen die bestemd zijn voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd. De riolering is ook zo’n net, zij het dat er geen wettelijke netdefinitie is. Uit het Burgerlijk Wetboek wordt niet duidelijk wat de omvang van een rioolnet is en evenmin wie eigenaar is van (welk gedeelte van) de perceelaansluiting (ook vaak huisaansluiting genoemd) op de riolering. Duidelijk is wel dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om voor eigendom en beheer van rioolnetten een verandering teweeg te brengen.1 Gemeente mag beheergrenzen riolering vaststellen Volgens de wetgever is de gemeente vrij om te bepalen wat tot het hoofdriool behoort en waar de perceelaansluiting begint. Zo zijn er gemeenten die zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de perceelaansluitingen in gemeentegrond. Andere gemeenten hebben er bijvoorbeeld voor gekozen het beheer en onderhoud van het gedeelte van de perceelaansluiting in gemeentegrond over te laten aan de particulier.2 Verschil tussen verzamelen, inzamelen en transporteren van afvalwater Cruciaal voor de vraag wat wel en niet tot het riool behoort, is het begrip inzameling.3 Zo vallen hemelwaterafvoeren (dakgoten en regenpijpen) en particuliere lozingspunten (gootstenen, wasbakken, wc’s en schrobputjes) niet onder het begrip openbaar vuilwaterriool of openbaar hemelwaterstelsel omdat hier van verzamelen sprake is en dus niet van inzamelen. De particulier verzamelt zijn afvalwater en loost dat in het gemeentelijke stelsel. Het aansluitpunt (op het hoofdriool) zelf zal vrijwel altijd tot het riool behoren. Vanaf dit punt begint het inzamelen en transporteren zoals bedoeld in artikel 2.16 van de Omgevingswet. Het begrip transport in de omschrijving van een net maakt duidelijk dat het wat riolering betreft om het openbare hoofdriool gaat. De omschrijving in art. 5.20, lid 2 BW maakt, door de toevoeging "in, op of boven de grond van anderen" ook duidelijk dat het net zich kan uitstrekken tot over het particuliere perceel. Sterker nog, de vraag naar de bevoegde aanlegger doet zich juist hier voor. In openbare grond is de gemeente immers gewoon aanlegger, eigenaar en beheerder van het net. Onderzoek moet uitwijzen wie de bevoegde aanlegger is De bevoegde aanlegger van een net is, door horizontale natrekking, eigenaar van dat (gehele) net.4 Uit onderzoek moet duidelijk worden wie de bevoegde aanlegger is. Als dit helder is, dan is ook helder wie eigenaar (en vaak beheerder) is. Voor het gemeentelijke hoofdriool is de gemeente de bevoegde aanlegger. Wat het openbare stelsel betreft, valt te wijzen op een uitspraak van Rechtbank Den Haag uit 2012, waarin de rechter een verband legt met de gemeentelijke zorgplicht (onder de Omgevingswet zorgtaak): de gemeente is de bevoegde aanlegger van de openbare riolering omdat zij een zorgplicht heeft op grond van art. 10.33 Wm (Omgevingswet art. 2.16).5 Hierbij is het in het algemeen ook zo dat de gemeente de bevoegde aanlegger is van de perceelaansluitleiding in de openbare weg. De bevoegde aanlegger zal meestal de opdrachtgever zijn van de feitelijke fysieke aanlegger. Veel gemeenten willen de feitelijke aansluiting immers zelf uitvoeren in plaats van overlaten aan een aannemer die werkt in opdracht van een perceeleigenaar, een projectontwikkelaar of een woningbouwvereniging. In zo'n geval is de gemeente wel eigenaar van dat gedeelte van de aansluiting. Eigendomsgrenzen tussen particulier en openbaar riool Waar het gemeentelijke eigendom dan ophoudt, hangt af van de situatie. In principe zijn drie logische grensafbakeningen tussen het particuliere en openbare riool mogelijk: op 50 cm van de gevel van het gebouw (de grens tussen gebouw- en buitenriolering conform NEN 3215); op de perceelgrens of nabij de perceelgrens ter hoogte van het ontstoppingsstuk (het ontstoppingsstuk is van de perceeleigenaar); tot aan het hoofdriool/de hoofdriolen in de openbare weg. Maar wat als er geen duidelijk scheidingspunt is vastgelegd? Wanneer vormen leidingen in particuliere grond dan toch een 'bestanddeel' van het gemeentelijke net? Daarop ziet de tweede uitzondering. Tweede uitzondering: leiding als bestanddeel van hoofdriool Als niet meer te achterhalen is wie de bevoegde aanlegger is, is de regeling van art. 5:20, lid 2 BW niet van toepassing. In dat geval komt de tweede uitzondering op de hoofdregel in beeld: vormen de riolen in particuliere grond een (technisch of juridisch onlosmakelijk) 'bestanddeel' van het openbare riool in eigendom en beheer van de gemeente (het 'hoofdriool')? Ofwel: moeten die leidingen (én de mogelijk daarin afzonderlijk lozende afvoerleidingen) als één onlosmakelijk geheel beschouwd worden, als onderdeel van het gemeentelijke net? Als een 'bestanddeel' van een gebouw of werk (een leiding is een werk) zich bevindt in, op of boven grond die aan een ander dan de eigenaar van dat gebouw of dat werk toebehoort, dan is dit bestanddeel geen eigendom van de grondeigenaar. Het behoort dan toe aan de eigenaar van het gebouw of werk waarvan het deel uitmaakt (zie het slot van art. 5:20, lid 1, aanhef en onder e BW). Ook hier is dan sprake van horizontale natrekking. En waar het riolering in verschillende gronden betreft, kan de leiding van de een de leiding van de ander(en) (zoals de buren) 'natrekken' waardoor de hoofdregel van verticale natrekking ook wordt doorbroken. Zonder nadere regeling in het omgevingsplan of een aansluitverordening zou dan gelden dat de gemeente eigenaar (en beheerder) is van het gehele rioolstelsel (net), dus inclusief de leidingen in particuliere grond. Een net is immers een feitelijke en functionele eenheid.6 Dit volgt ook uit arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2003.7 Scheiding in deelnetten is mogelijk, grens bepalen via verkeersopvatting De wetgever heeft echter bepaald dat een net in beginsel een deelbare zaak is. Scheiding hiervan in meerdere deelnetten is dus mogelijk. Elk deelnet vormt dan een zelfstandige zaak (en dus geen onlosmakelijk bestanddeel zoals hiervoor bedoeld). De vraag waar de grens tussen twee deelnetten ligt, moet worden beantwoord aan de hand van de zogenoemde verkeersopvatting. Vrij vertaald: wat is in het maatschappelijke verkeer gangbaar/gebruikelijk? Daarbij kunnen zowel maatschappelijke aspecten (zoals een redelijk kenbare afscheiding) als technische aspecten (zoals de vraag of de aansluiting tussen de twee deelnetten redelijkerwijs kan worden afgesloten) een rol spelen.8 Beoordelen wat in het maatschappelijke verkeer gebruikelijk is, is niet altijd eenvoudig. De specifieke omstandigheden van het geval moeten steeds worden bekeken en aan de hand daarvan moet dan helder worden of, en zo ja waar, een grens is te trekken tussen verschillende deelnetten. Discussies met bewoners en bedrijven voorkomen De gemeente kan eventuele discussies over de verkeersopvatting voorkomen door in het omgevingsplan te bepalen wat tot het hoofdriool behoort en waar de perceelaansluiting (eigendom van de huiseigenaar) begint. Ook de Rijdende rechter heeft (in het gelijknamige tv-programma) gewezen op het belang van een verordening om de eigendom van de gebouwaansluiting te regelen (uitspraak van 23 maart 2010). De gemeente Hellevoetsluis moest van de rechter een ontstopping in een perceelaansluitleiding in de openbare ruimte betalen. Hellevoetsluis kon niet aantonen dat zij in een verordening had vastgelegd dat particulieren de gehele perceelaansluitleiding tot aan het hoofdriool in beheer hebben. Stroomschema als hulpmiddel Om duidelijkheid over de eigendom- en beheersituatie te krijgen, kunt u het stroomschema in figuur A gebruiken. Hiermee krijgt u inzicht in de technische situatie ter plekke en daarmee de juridische feiten. Figuur A: regeling eigendom en beheer van riolering Vergroot afbeelding Bij deze figuur merken wij op dat de voorbeelden van '200 mm' (rechtsonder in het schema) niet meer zijn dan voorbeelden. Voorbeelden uit de praktijk Wie is verantwoordelijk voor herstelkosten van rioolverstoppingen? Wie is verantwoordelijk voor oude riolering in particuliere grond? Wie is verantwoordelijk voor een rioolstelsel onder een winkelcentrum? 1 Zie ook VNG-ledenbrief hierover, d.d. 30 juli 2007 (Titel: Eigendom netten. Wijziging Telecommunicatiewet, kenmerk: ECGR/BAMM/U200701189). 2 VNG-ledenbrief, p. 5. 3 Kamerstukken II, 1993-1994, 23 603, nr. 6, p.5. 4 Op grond van artikel 155 Overgangswet Nieuw BW is dit artikellid mede van toepassing op een net dat vóór 1 februari 2007 is aangelegd. 5 Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 april 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5411. 6 Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 4. Volgens de wetgever geldt dit uitgangspunt bovendien voor alle netten, waaronder ook de riolering (Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 3. 7 Naar deze arresten wordt verwezen in de uitspraak van Rechtbank Den Haag, 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408. 8 Kamerstukken I 2006-2007, 29 834, C, Memorie van antwoord, p. 3.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.