We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Ondergrondse niet-doorlatende leidingen kunnen water transporteren naar infiltratievoorzieningen of naar oppervlaktewater. Ze kunnen worden gebruikt als kolkaansluitleiding of als perceelaansluiting.
Leidingen naar infiltratievoorzieningen Leidingen die water naar infiltratievoorzieningen transporteren, liggen bij voorkeur hoger dan de onderkant van de infiltratievoorziening. De riolen lopen dan na afloop van een bui volledig leeg. Is dit niet mogelijk, dan is het aan te bevelen om lokaal infiltratieputten of infiltratieriolen
Leidingen naar infiltratievoorzieningen Leidingen die water naar infiltratievoorzieningen transporteren, liggen bij voorkeur hoger dan de onderkant van de infiltratievoorziening. De riolen lopen dan na afloop van een bui volledig leeg. Is dit niet mogelijk, dan is het aan te bevelen om lokaal infiltratieputten of infiltratieriolen toe te passen. Deze zorgen ervoor dat het stelsel toch langzaam leegloopt en stilstaand water niet gaat rotten. Leidingen naar oppervlaktewater Hemelwaterriolen die water afvoeren naar het oppervlaktewater liggen bij voorkeur boven het oppervlaktewaterpeil. Zo kunnen ze onder vrij verval leeglopen. Dit heeft als voordeel dat er doorgaans geen zuurstofarme condities in het stilstaande water zullen optreden en het water niet gaat rotten. Op plekken met een geringe drooglegging , die we over het algemeen in het westen en noorden van Nederland tegenkomen, liggen de leidingen vaker onder het oppervlaktewaterpeil. Dan zal het riool moeten worden bemalen of blijft het toch vol water staan. Ook vanuit het oogpunt van beheer, inspectie en het opsporen van foutieve aansluitingen heeft een droogstaand hemelwaterstelsel de voorkeur. Bij de uitmonding van een leiding in oppervlaktewater wordt een uitstroombak (uitlaat) geplaatst (zie figuur A). Zettingen en de kolk- en perceelaansluitleiding Ondergrondse niet-doorlatende leidingen worden ook gebruikt als kolkaansluitleiding en als perceelaansluiting. Het afschot wordt bepaald door de hoogte die moet worden overbrugd tussen het perceel of de kolk en het riool waarop wordt aangesloten. In zettingsgevoelige gebieden worden perceel- en kolkaansluitingen uitgevoerd met constructies die hoogteverschillen door zettingen op kunnen vangen. De overstortleiding De overstortleiding is de afvoerleiding benedenstrooms van de overstort naar het oppervlaktewater. Het maatgevende overstortende debiet en het beschikbare verval tussen de overstort en het oppervlaktewater bepalen de diameter van deze afvoerleiding. Om het gehele stroomprofiel van de afvoerleiding (van de overstort naar het oppervlaktewater) te benutten, ligt de kruin van de leiding bij de overstort bij voorkeur niet boven de gekozen drempelhoogte. Als de bodemhoogte van de afvoerleiding hierbij lager uitkomt dan de watergangbodem, kiest de ontwerper een alternatief leidingprofiel. Bijvoorbeeld een kokerprofiel of twee of meer parallele leidingen met een ronde doorsnede. Kan de waterstand in het ontvangende oppervlaktewater tot boven de de overstortdrempel komen, dan plaatst de ontwerper in of aan de overstortleiding een terugslagklep om stroming van oppervlaktewater naar het stelsel te voorkomen. Op het punt van uitstroming in een watergang kan de ontwerper kiezen voor een betonnen- of elementenverharding om de bodem en oever te beschermen tegen uitspoeling. De duiker Duikers worden zodanig ontworpen dat de afvoercapaciteit minimaal gelijk is aan de capaciteit van de stuw of het poldergemaal dat de afvoer reguleert. De duiker mag niet te veel opstuwing veroorzaken en de stroomsnelheid mag geen afkalving van omliggende oevers veroorzaken. De ontwerper moet rekening houden met verstoppingen en beperkte afvoer door bijvoorbeeld begroeiing. Om het risico hierop te beperken, wordt doorgaans een minimale vrije ruimte boven de waterlijn (ook bij peilstijgingen) gehanteerd. Eventueel moet deze ruimte groot genoeg zijn om de duiker met het oog op onderhoud doorvaarbaar te houden. Figuur A Principe uitlaat Vergroot afbeelding
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.