We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
De systematiek van de Kaderrichtlijn Water (KRW) beoordeelt de waterkwaliteit op twee manieren: de chemische waterkwaliteit en de ecologische toestand van het waterlichaam. Deze pagina gaat over de beoordeling van de ecologische toestand.
Meervoudige, getrapte beoordeling De ecologische toestand (zie figuur A) is opgebouwd uit de beoordelingen van de: biologische kwaliteit; algemene fysisch-chemische kwaliteit; overige relevante verontreinigende stoffen; hydromorfologie. Klassen Het oordeel over de ecologische waterkwaliteit komt uiteindelijk in een van vijf klassen terecht: slecht, ontoereiken
Meervoudige, getrapte beoordeling De ecologische toestand (zie figuur A) is opgebouwd uit de beoordelingen van de: biologische kwaliteit; algemene fysisch-chemische kwaliteit; overige relevante verontreinigende stoffen; hydromorfologie. Klassen Het oordeel over de ecologische waterkwaliteit komt uiteindelijk in een van vijf klassen terecht: slecht, ontoereikend, matig, goed of zeer goed (voor niet-natuurlijke wateren vallen de klassen goed en zeer goed samen en zijn er dus vier klassen). Biologische kwaliteit voorop De biologische kwaliteit is het belangrijkst voor de ecologische kwaliteit. Alleen als die goed is, worden de beoordelingen van de fysisch-chemische kwaliteit en de kwaliteit van de overige relevante stoffen beschouwd voor het onderscheid tussen een (zeer) goede en een matige ecologische kwaliteit. Voor natuurlijke wateren geldt dat voor het onderscheid tussen een zeer goede en een goede kwaliteit ook de hydromorfologie goed moet zijn. Maatlatten Binnen de maatlatten en tussen de maatlatten wordt het ‘one out, all out’-principe toegepast. Dit houdt in dat als één stof of één biologische maatlat niet voldoet, het oordeel voor de maatlat onvoldoende is. Met andere woorden, de laagste score per (deel)maatlat bepaalt de klasse waarin het waterlichaam terechtkomt. Figuur A Beoordeling ecologische waterkwaliteit volgens KRW (Bron: www.clo.nl)Vergroot afbeelding Biologische kwaliteit De biologische waterkwaliteit wordt beoordeeld op vier zogenaamde kwaliteitselementen: vissen; macrofauna (alle ongewervelde diertjes in het water die achterblijven op een zeef met openingen van 0,5 mm x 0,5 mm); waterplanten (of overige waterflora of macrofyten, ter onderscheid van algen); algen (of fytoplankton). Per element wordt gekeken naar soortensamenstelling (welke komen voor?) en abundantie (hoeveel van welke soort?). Voor elk element zijn deelmaatlatten opgesteld die samen het oordeel per element bepalen. In tabel A ziet u een voorbeeld van de deelmaatlatten voor vis voor watertype M1 (gebufferde sloten op minerale bodem): het aandeel brasem + karper; het aandeel plantminnende vis; het aantal soorten plantminnende en migrerende vissen. Om het GEP Het Goed Ecologisch Potentiëel (GEP) is de score op de maatlatten uit de Kaderrichtlijn Water waaraan de ecologische toestand van niet natuurlijke wateren tenminste moet voldoen. Het Maximale Ecologisch Potentiëel (MEP) is de maximale haalbare ecologische toestand. voor het element ‘vissen’ te bereiken, moeten alle drie de maatlatten ‘goed’ zijn (ofwel: maximaal 25% brasem + karper, minimaal 50% plantminnende vis en minimaal vijf ‘goede’ soorten vis). Als één deelmaatlat niet voldoet, is die bepalend voor de klasse van het element ‘vissen’. Tabel A Klassengrenzen van de deelmaatlatten voor vis voor watertype M1 (Bron: STOWA, 2018a1) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem + karper (%) <= 10 25 25-50 50-75 > 75 Aandeel plantminnende vis (%) >= 80 50 25-50 10-25 < 10 Aantal soorten plantminnende en migrerende vissen >= 7 5 4-5 3-4 2-3 Algemeen fysisch-chemische kwaliteit Voor de algemene fysisch-chemische kwaliteit zijn in totaal zijn acht parameters gedefinieerd, maar afhankelijk van het type water kan een aantal niet van toepassing zijn. Het gaat om: fosfor totaal (mg P/l); stikstof totaal (mg N/l); DIN - opgelost anorganisch stikstof (mg N/l); zoutgehalte (mg Cl/l); maximumtemperatuur (°C); zuurgraad / pH (-); zuurstofverzadiging (%); doorzicht (m). In tabel B ziet u een voorbeeld van de klassengrenzen voor de zes fysisch-chemische parameters die van toepassing zijn op watertype R6 (langzaam stromend riviertje op zand/klei). Voor de klasse ‘goed’ mag het water maximaal 25 °C zijn, moet de zuurstofverzadiging tussen de 70% en 120% liggen, mag er maximaal 150 mg Cl/l in het water zitten, moet de pH tussen de 5,5 en de 8,5 liggen en mag er niet meer dan 0,11 mg P/l en 2,3 mg N/l in het water zitten. Als een van deze deelmaatlatten niet voldoet, is het oordeel voor dit kwaliteitselement al maximaal 'matig'. Tabel B Klassengrenzen van de algemeen fysisch-chemische parameters voor waterlichaam type R6 (Bron: STOWA, 2018b2) Kwaliteitselement Indicator Eenheid Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht Thermische omstandigheden dagwaarde °C <= 23 <= 25 25-27,5 27,5-30 > 30 Zuurstofhuishouding verzadiging % 70-110 70-120 60-70 120-130 50-60 130-140 < 50 > 140 Zoutgehalte chloriniteit mg Cl/l <= 40 <= 150 150-200 200-250 > 250 Verzuringsgraad pH - 6,5-8,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Nutriënten totaal-P totaal-N mg P/l mp N/l <= 0,06 <= 2,0 <= 0,11 <= 2,3 0,11-0,22 2,3-4,6 0,22-0,33 4,6-6,9 > 0,33 > 6,9 Overige relevante verontreinigende stoffen Naast de biologie en de fysische chemie maken ‘overige relevante verontreinigende stoffen’ (of ‘specifiek verontreinigende stoffen’) deel uit van de ecologische toestand. Dit zijn toxische stoffen die niet op de lijst van prioritaire en prioritair gevaarlijke stoffen staan, maar die wel een bedreiging kunnen vormen voor de ecologie van een waterlichaam. Lijst met 78 stoffen voor Nederland De complete Europese lijst bevat zo'n honderd stoffen, maar per stroomgebied is vastgesteld welke stoffen wel en niet worden beoordeeld. Stoffen die in bepaalde gebieden niet worden toegepast (zoals bestrijdingsmiddelen), hoeven ook niet worden beoordeeld. Voor Nederland blijven er zo 78 stoffen over (zie tabel C). De stoffen en hun milieukwaliteitseisen staan in de Regeling monitoring kaderrichtlijn water. Een eerdere versie van de lijst bestond nog uit 160 stoffen en stofgroepen. Bij een evaluatie in 2012 bleek dat ruim 70 van deze stoffen in de afgelopen jaren niet of slechts een enkele keer waren aangetroffen of dat de gemeten gehalten dusdanig laag waren dat ze geen risico voor de mens en het ecosysteem opleveren. Deze stoffen staan niet meer in de huidige lijst. Daarnaast zijn enkele specifieke verontreinigende stoffen van de 'oude' lijst naar de lijst met prioritaire stoffen verschoven. Alle 78 stoffen moeten voldoen aan de eisen De beoordeling voor specifiek verontreinigende stoffen is identiek aan die voor prioritaire stoffen. Dat houdt in dat deze stoffen in alle KRW-waterlichamen in Nederland (en de EU) op dezelfde manier worden beoordeeld, ongeachte de status van het water en het watertype. Ook is het gehanteerde principe hetzelfde: ‘one out, all out’. Dit betekent dat alle 78 stoffen moeten voldoen aan de gestelde milieukwaliteitseisen. Als één stof niet voldoet, is het oordeel voor het element ‘specifiek verontreinigende stoffen’ dus al onvoldoende. Tabel C Voor Nederland relevante specifiek verontreinigende stoffen (Bron: Regeling monitoring kaderrichtlijn water) Nummer Specifiek verontreinigende stof Nummer Specifiek verontreinigende stof 1 Arseen (en anorganische verbindingen daarvan) 40 Abamectine 2 Azinfos-ethyl 41 Ammonium-N 3 Azinfos-methyl 42 Antimoon 4 Benzylchloride (alfa-chloortolueen) 43 Barium 5 Benzylideenchloride (alfa,alfa-dichloortolueen) 44 Beryllium 6 4-Chlooraniline 45 Captan 7 Dibutyltin (kation) 46 Carbendazim 8 1,2-Dichloorpropaan 47 Chloorprofam 9 Dichloorprop-P 48 Chloortoluron 10 Dimethoaat 49 Chroom 11 Ethylbenzeen 50 Deltamethrin 12 Fenitrothion 51 Diazinon 13 Fenthion 52 Dimethanamid-P 14 Linuron 53 Esfenvaleraat 15 Malathion 54 Fenamiphos 16 MCPA 55 Fenoxycarb 17 Mecoprop-P 56 Heptenofos 18 Mevinfos 57 Imidacloprid 19 Monolinuron 58 Lambda-cyhalothrin 20 Omethoate 59 Metsulfuron-methyl 21 Benz(a)anthraceen 60 Kobalt 22 Chryseen 61 Koper 23 Fenantreen 62 Metazachloor 24 Parathion 63 Methabenzthiazuron 25 Parathion-methyl 64 Metolachloor 26 Pyrazon (Chloridazon) 65 Molybdeen 27 Triazophos 66 Pirimicarb 28 Tributylfosfaat 67 Pirimifos-methyl 29 Trichloorfon 68 Propoxur 30 Trifenyltinacetaat, 69 Pyridaben 31 Trifenyltinchloride, Trifenyltinhydroxide 70 Pyriproxyfen 32 Xylenen 71 Selenium 33 Bentazon 72 Teflubenzuron 34 Titaan 73 Terbutylazine 35 Borium 74 Thallium 36 Uranium 75 Tin 37 Tellurium 76 Tolclofos-methyl 38 Zilver 77 Vanadium 39 Octamethylcyclotetrasiloxaan 78 Zink Hydromorfologie Bij natuurlijke wateren geldt dat voor een zeer goede ecologische waterkwaliteit ook de hydromorfologie goed moet zijn. De maatlatten voor de hydromorfologie verschillen per type water en gaan over hydrologisch regime (zoals waterdiepte en verblijftijd; alleen voor rivieren en meren), getijdenregime (voor kust- en overgangswateren), riviercontinuïteit (alleen rivieren) en algemene morfologie (zoals dwarsprofiel en helling van de oevers). 1 STOWA (2018a). Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water 2021-2027. Rapport 2018-50, STOWA, Amersfoort. 2 STOWA (2018b). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2021-2027. Rapport 2018-49, STOWA, Amersfoort.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.