We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Een natte of vochtige kruipruimte kan via optrekkend vocht leiden tot vochtoverlast in de woning. Op deze pagina vindt u informatie over kruipruimten en vochttransport vanuit de kruipruimte naar de woning.
De kruipruimte Het primaire doel van de kruipruimte is het kunnen aanbrengen en bereikbaar houden van leidingsystemen. De hoogte van de kruipruimte is dan ook afgestemd op de bereikbaarheid van leidingen. Het Bouwbesluit stelt geen eisen aan de vochtdichtheid van kruipruimten. Water in de kruipruimte betekent dus niet automatisch dat er sprake is van een bouwkundig gebrek. Kruipru
De kruipruimte Het primaire doel van de kruipruimte is het kunnen aanbrengen en bereikbaar houden van leidingsystemen. De hoogte van de kruipruimte is dan ook afgestemd op de bereikbaarheid van leidingen. Het Bouwbesluit stelt geen eisen aan de vochtdichtheid van kruipruimten. Water in de kruipruimte betekent dus niet automatisch dat er sprake is van een bouwkundig gebrek. Kruipruimtebodem De bodem van de kruipruimte bestaat in de meest eenvoudige vorm uit zand. Bij een grofzandige kruipruimtebodem is het zand vlak boven de grondwaterstand nog enigszins vochtig. Grondwater trekt omhoog tussen de bodemdeeltjes door. Dit proces noemen we ‘capillaire opstijging’. De mate waarin dit optrekken van grondwater plaatsvindt, hangt met name af van de afmetingen van de ruimten (capillairen) tussen de zanddeeltjes. Hoe fijner het zand is, hoe hoger het vochtfront in de kruipruimtebodem kan optrekken. Bij een grofzandige kruipruimtebodem moet het grondwater ten minste 0,2 meter onder die bodem staan om verdamping van grondwater in de kruipruimte te beperken. Bij een fijnzandige, lemige of kleiige bodem van de kruipruimte kan de capillaire opstijging beduidend hoger zijn dan bij grofzand. Er is dan een lagere grondwaterstand nodig om geen vochtige kruipruimte te krijgen. Overigens is het niet ongebruikelijk dat er wat vocht via capillaire opstijging in de kruipruimte komt. Kruipruimten zijn voorzien van ventilatieroosters om ervoor te zorgen dat de vochtige lucht ook weer uit de kruipruimte verdwijnt. Het is dan ook belangrijk dat de ventilatieroosters niet worden afgesloten. Vochttransport vanuit de kruipruimte naar de woning Natte kruipruimten hebben een relatief hoge luchtvochtigheid. Dit vocht kan in de woning terechtkomen via twee routes: door muren via optrekkend vocht; door de beganegrondvloer. Figuur A toont een overzicht van de transportroutes van vocht vanuit de kruipruimte naar de woning. Figuur A Vochttransport vanuit de kruipruimteVergroot afbeelding Vochttransport door muren In metselwerk vindt door capillaire werking vochttransport plaats tegen de zwaartekracht in; zogenoemd optrekkend vocht. Een trasraamconstructie of waterkerende laag in het metselwerk van funderingsmuren onderbreekt deze stroming normaal gesproken. In oudere woningen functioneert het trasraam inmiddels vaak minder goed, of is het zelfs helemaal niet aanwezig. Dan kan het vocht in de muur alleen door verdamping de muur weer verlaten. Bij betonnen wanden of een betonnen fundering is het capillaire vochttransport te verwaarlozen. Vochttransport door de vloer Als een beganegrondvloer niet dampdicht is, kan damp vanuit de kruipruimte de woonvertrekken binnendringen. Vochttransport kan ook plaatsvinden via slecht of niet afgedichte leidingdoorvoeren in de vloer. Met name woningen met houten vloeren zijn hier gevoelig voor. Oudere huizen en het Bouwbesluit Met name bij wat oudere huizen kan een vochtige kruipruimte onder de woning een belangrijke oorzaak zijn van een relatief hoge luchtvochtigheid in het woongedeelte. Tussen de kruipruimte en de rest van de woning zitten er bij oudere woningen altijd wel openingen die vocht doorlaten. Bovendien is de vloerconstructie van oudere woningen niet dampdicht. Sinds de invoering van het Bouwbesluit in 1992 moet de beganegrondvloer boven een kruipruimte dampdicht zijn. Hierdoor zou er geen interactie tussen het klimaat in de kruipruimte en de vochthuishouding in de woning meer moeten zijn.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.