Lokale opslag bij onderstations

De datalogger van het onderstation bewaart de meetgegevens tot de data zijn verzonden naar de hoofdpost. Vaak hebben loggers een capaciteit om data een of twee maanden te bewaren. Als de capaciteit vol is, worden de oudste metingen als eerste overschreven. Zo is bij communicatieproblemen toch nog een lokale back-up van de gegevens beschikbaar.

Opslag op hoofdpost

Na de overdracht vanaf de onderstations slaat de hoofdpost de meetgegevens op. Voor deze opslag kunt u het best een databasestructuur gebruiken. Hierin kunt u verschillende soorten gegevens aan elkaar koppelen: ruwe en gevalideerde meetgegevens en andersoortige data, zoals metadata (zie ook hieronder), foto’s van de meetopstellingen, kaartmateriaal, tekeningen en logboeken. Het is belangrijk dat al deze verschillende soorten gegevens bij elkaar blijven. Afzonderlijke bestanden die zonder duidelijke structuur zijn opgeslagen, verstoren het overzicht en maken analyse en beheer veel complexer.

Ruwe meetgegevens blijven altijd bewaard. Nieuwe data schrijft het systeem bij de bestaande data. Na bewerkingen op de meetgegevens mogen nieuwe data de originele data nooit overschrijven. In elk meetproject is het essentieel dat u de ruwe meetgegevens bewaart, zodat u eerder uitgevoerde databewerkingen later (met nieuwe technieken) kunt reproduceren. Vermijd daarom het ‘indikken’ van data (zie ook hieronder).

Metadata

De metadata zijn gegevens over de meetdata, zoals de locatie van de meter, het type meter en de instelling van het meetinstrument. Onder metadata valt bijvoorbeeld ook de overstortingsformule met kentallen van hoogte en breedte van de overstortdrempel. De metadata kunnen in de loop van de jaren veranderen. Daarom is het belangrijk dat u ze met een tijdsindicatie opslaat. Als bijvoorbeeld de overstort verandert (bij verzakken of ophogen), dan bewaart u zowel de oude als de nieuwe gegevens.

‘Indikken’ van data

Sommige systemen ‘dikken’ data na verloop van tijd in om de datahoeveelheid te beperken. Dit indikken is afkomstig uit de gemalenbeheersystemen. Deze systemen waren/zijn primair bedoeld om met actuele gegevens om te gaan en niet om historische data te analyseren. Wanneer u het hydraulisch functioneren van watersystemen meet en analyseert, moet u echt alle geregistreerde meetdata (brongegevens) bewaren. De kosten van dataopslag zijn tegenwoordig zo laag dat dit geen beperking meer mag zijn.

Tijdregistratie

Bij de opslag van de meetdata legt u ook de tijdzone (UTC-zone) vast die bij de metingen hoort. In Nederland komt de wintertijd overeen met UTC+1 en de zomertijd met UTC+2. U kunt ervoor kiezen om alle metingen in zomer- of wintertijd te registreren of deels als zomer- en deels als wintertijd. Voor de analyses is het belangrijk dat u de gebruikte tijdszone duidelijk hebt vastgelegd, zeker als u meetgegevens uit verschillende systemen met elkaar combineert.

Meer informatie vindt u bij Opslaan meetdata.

Dataopslag