We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Een gemeentelijk rioleringsprogramma is onder de Omgevingswet niet langer verplicht (art. 3.14), maar heeft wel grote waarde. Hierin geeft de gemeente concreet aan hoe zij haar watertaken (waaronder de grondwatertaak) invult, wat veel discussies met bewoners en bedrijven kan voorkomen. Hier vindt u enkele voorbeelden.
Wat moet minimaal in een Water- en rioleringsprogramma (Wrp) staan? In een wrp maakt de gemeente concreet hoe zij haar taken voor stedelijk afvalwater, hemel- en grondwater invult, welke afwegingen ze daarbij maakt en wat de bijbehorende kosten zijn. Omdat dit programma onder de Omgevingswet niet langer verplicht is, gelden ook geen wettelijke eisen meer. Maar het spreekt voor zich dat de gemeente veel van de oude praktijk
Wat moet minimaal in een Water- en rioleringsprogramma (Wrp) staan? In een wrp maakt de gemeente concreet hoe zij haar taken voor stedelijk afvalwater, hemel- en grondwater invult, welke afwegingen ze daarbij maakt en wat de bijbehorende kosten zijn. Omdat dit programma onder de Omgevingswet niet langer verplicht is, gelden ook geen wettelijke eisen meer. Maar het spreekt voor zich dat de gemeente veel van de oude praktijk (toen de Wet milieubeheer nog gold) kan hergebruiken. De Handreiking Stedelijk waterbeheer onder de Omgevingswet (met name hoofdstuk 5) geeft concrete handvatten. Ontwateringsdiepte vastleggen in Wrp? Wat de grondwatertaak betreft, denken gemeenten heel verschillend over het al dan niet vaststellen van ontwateringsdiepten (als richtlijn, niet als norm). Een vaste ontwateringsdiepte geeft richting maar kan door gecreëerde verwachtingen (en eventueel onbedoelde toezeggingen) ook een keurslijf worden, zeker omdat de grondwaterstand in stedelijk gebied niet zo eenvoudig te reguleren is. Voorbeeld Den Haag Sommige gemeenten (zoals Den Haag) houden als richtlijn bij woningen een ontwateringsdiepte van 0,7 meter beneden maaiveld aan. Concreet betekent dit dat zolang die grens niet in beeld komt, er geen sprake is van structurele grondwateroverlast. Met die richtlijn voorkomt de gemeente zoveel mogelijk dat percelen te nat worden en dat grondwater in kruipruimten kan komen. Dat bewoners met diepe kelders van 'structurele grondwateroverlast' spreken is op zichzelf begrijpelijk, zij ervaren het ook als grondwateroverlast. Maar dat betekent niet dat de gemeente in strijd handelt met haar grondwatertaak door hier geen maatregelen te nemen. Zolang de grondwaterstand zich structureel onder de 0,7 meter beneden maaiveld beweegt, is van grondwateroverlast zoals bedoeld in de Omgevingswet geen sprake. NB: deze richtlijn van 0,7 m beneden maaiveld mag natuurlijk wel af en toe worden overschreden. Dan is er nog steeds geen sprake van een structureel te hoge grondwaterstand. Voorbeeld Hengelo In haar Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022 (zie pagina 23 hiervan) heeft de gemeente Hengelo een beslisboom opgenomen aan de hand waarvan zij bepaalt of de gemeente actie onderneemt bij gemelde grondwateroverlast. De beslisboom maakt heel concreet wanneer sprake is van structureel te hoge grondwaterstanden, wanneer van structurele overlast én wanneer maatregelen doelmatig zijn. Alleen als aan alle drie criteria wordt voldaan, treft de gemeente maatregelen in het aangrenzende openbaar gebied. Voorbeeld Rotterdam Rotterdam heeft in haar Gemeentelijk Rioleringsplan Rotterdam 2021-2025 als functionele eis opgenomen dat de gemeente problemen als gevolg van structurele grondwateronderlast en -overlast zoveel mogelijk voorkomt door doelmatige maatregelen in de openbare ruimte te nemen. Daarbij heeft zij de volgende principes geformuleerd: In de openbare buitenruimte is bij nieuwbouw en herstructureringsgebieden de gewenste drooglegging minimaal 1,20 meter. In gebieden met gefundeerde panden is de minimaal gewenste ontwateringsdiepte in openbaar gebied 0,80 meter ten opzichte van het uitgiftepeil. In gebieden waar de panden niet gefundeerd zijn, is de minimaal gewenste ontwateringsdiepte meestal niet haalbaar. Voor deze gebieden en in funderingsrisicogebieden hanteert de gemeente geen algemene maatstaf, maar past zij maatwerk toe. Voor openbaar groen (plantsoenen en parken) geldt een minimaal gewenste ontwateringsdiepte van 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld. N.B. Lang niet alle gemeenten zijn zo concreet als deze voorbeelden laten zien. Soms zijn plannen of programma's zo vaag dat de kans op veel en eindeloze discussies met bewoners en bedrijven erg groot is. Wees dus concreet en bedenk dat het opnemen van een richtlijn/streefwaarde geen harde norm inhoudt.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.