Wat moeten we (de komende jaren) doen binnen de rioleringszorg?

Door de huidige situatie van de riolering te toetsen aan de eisen en maatstaven die u hebt gesteld (zie het onderdeel Wat hebben we of waar staan we nu in de rioleringszorg?), bepaalt u welke onderdelen er aangelegd moeten worden, wat voor onderzoek er gedaan moet worden en welke maatregelen nodig zijn.  U kunt de doelen die u stelt vaak op verschillende manieren bereiken. Zo kunt u keuzes maken in het soort onderzoek, de aard van de te nemen maatregelen en het moment van uitvoering daarvan (direct, in combinatie met andere werkzaamheden of pas op termijn). Als de huidige situatie voor een onderdeel niet duidelijk is (bijvoorbeeld voor klimaatadaptatie), moet er een sterker accent komen te liggen op onderzoek. Aanleggen onderdelen riolering U beschrijft welke onderdelen van de riolering er in de planperiode moeten worden aangelegd. Hierbij kan het zowel gaan om het aanleggen van voorzieningen voor bestaande bebouwing die nog niet is aangesloten als voor nieuwbouwgebieden. Ook kunt u in dit onderdeel van het Wrp de eisen weergeven waaraan de voorzieningen die worden aangelegd, moeten voldoen. Onderzoek In welke onderdelen van uw watertaken hebt u nog te weinig inzicht om goede beslissingen te kunnen nemen? Daarvoor moeten onderzoeken worden uitgevoerd. U beschrijft de onderzoeken die in de planperiode zullen worden uitgevoerd. Dat kunnen ook onderzoeken zijn die in een regionaal samenwerkingsverband zijn geprogrammeerd.   Maatregelen U beschrijft de maatregelen die in de komende planperiode nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen halen. Dat kan op hoofdlijnen, die vervolgens worden uitgewerkt in jaarprogramma's. Deze maatregelen betreffen: Onderhoud: Op welke manier voert u onderhoud uit? Wat is per onderdeel van uw areaal de onderhoudsfrequentie, al dan niet risicogestuurd? Ook voor 'nieuwe' onderdelen, zoals waterpasserende verhardingen, wadi's en infiltratievoorzieningen, geeft u aan op welke manier en hoe vaak u onderhoud uitvoert. Reparatie: Wanneer en waar gaat u onderdelen van uw riolering repareren? En op basis van welke criteria?  Renovatie en vervanging: U beschrijft de strategie voor renovatie en vervanging. Wanneer gaat u riolen renoveren en wanneer vervangen? Hoe vervangt u andere objecten (gemalen, persleidingen, appendages, etc.)?  Verbeteren: Wat gaat u doen om het functioneren van de riolering te verbeteren? Hieronder vallen ook maatregelen voor klimaatadaptatie (die steeds belangrijker worden), afkoppelen en maatregelen om KRW-doelen (Kaderrichtlijn Water) te halen. Voorbeeld van een maatregelenstrategie voor het rioolstelsel Een groot deel van een gemeente is sterk zettingsgevoelig; de zetting is jaarlijks gemiddeld 1 cm. Bij het bepalen van de gewenste situatie hebt u beleidskeuzes voorgelegd aan het bestuur. Er is bewust voor gekozen om de afstemming tussen de verschillende sectoren te beperken tot de uitvoering van werken. De gemeente wil zelf steeds meer een regierol gaan vervullen en het ambtelijk apparaat verkleinen; dit wordt gefaseerd doorgevoerd. In het Wrp wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de wegbeheerder de wegen elke 25 jaar integraal ophoogt. Deze keuze bepaalt het invullen van de eigen strategie. Bij het plannen van renovatie en/of vervanging spelen de volgende vragen een rol: Is het mogelijk om het huidige rioolstelsel opnieuw op de juiste hoogte te brengen? Is de rioolcapaciteit nog toereikend om opnieuw een periode van 25 jaar te overbruggen? Is het materiaal nog voldoende sterk? Zijn de voegverbindingen nog betrouwbaar? Moeten we vanuit (verwachte) problemen met wateroverlast het moment van ophogen aangrijpen om te komen tot het ontvlechten van hemelwater en huishoudelijk vuilwater? Afhankelijk van de antwoorden op deze vragen richt u ook het onderhoudsprogramma in. Naarmate het moment van ophogen nadert, is er door de verstoorde ligging (vooral niet-onderheide riolering) meer reiniging nodig. Inspectie is erop gericht tussentijds alleen de grote problemen op te sporen en te komen tot een kwaliteitsbeoordeling voorafgaand aan het integraal ophogen. N.B. Bij de doelmatigheid van deze werkwijze zijn vraagtekens te zetten. Maar het voorbeeld geeft wel goed aan hoe het volgen van een andere beheerder kan doorwerken in de eigen maatregelplanning. Dat gaat in de (nabije) toekomst ook gelden voor afstemming met andere werkzaamheden, bijvoorbeeld voor de energietransitie. En om goed te kunnen afstemmen, hebt u inzicht in de toestand en het functioneren van uw stelsels nodig. Dat blijft een belangrijke basis! Bij de keuze van de strategie moet u de consequenties van de werkwijze op langere termijn inzichtelijk maken. Belangrijk daarbij zijn onder meer een overzicht van wanneer uw gemeente welke voorzieningen moet aanleggen of vervangen en wat de kosten daarvan zijn.