We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Als de gemeente van tevoren bijdragen voor een vervangingsinvestering in de rioolheffing heeft opgenomen, móét zij deze bijdragen opnemen in de voorziening vervangingsinvesteringen. De gemeente heeft een juridische verplichting om deze bijdragen te besteden aan riolering. Het sparen voor een vervangingsinvestering kan ook vanuit de eigen algemene middelen. De gemeente bestemt dan een deel van de
Als de gemeente van tevoren bijdragen voor een vervangingsinvestering in de rioolheffing heeft opgenomen, móét zij deze bijdragen opnemen in de voorziening vervangingsinvesteringen. De gemeente heeft een juridische verplichting om deze bijdragen te besteden aan riolering. Het sparen voor een vervangingsinvestering kan ook vanuit de eigen algemene middelen. De gemeente bestemt dan een deel van de algemene middelen voor (een deel van) de vervanging. Deze gelden uit eigen middelen komen alleen niet in een voorziening, maar in een (bestemmings)reserve. De gemeenteraad kan namelijk altijd aan deze vanuit de algemene middelen beschikbaar gestelde bijdrage nog een andere bestemming geven. Bij in de rioolheffing opgenomen bedragen voor vervanging is dit niet het geval, vanwege de juridische bestedingsverplichting. Om dit vooral ook aan de gemeenteraad zichtbaar te maken, schrijft het BBV voor dat deze gelden in een voorziening komen. Inzet reserve versus voorziening vervangingsinvesteringen De manier waarop de gemeente de reserve inzet voor vervangingsinvesteringen, is anders dan hoe zij de voorziening vervanginginvesteringen inzet. De voorziening brengt zij direct na de investering in mindering op de boekwaarde. Het gaat immers om bijdragen van derden (art. 62 BBV). Wanneer hierna nog een (beperkt) saldo van de investering resteert, kan de gemeente dit afschrijven over de resterende gebruiksduur. Ook kan zij de extra bijdrage in de rioolheffing voorlopig handhaven en daarmee het restbedrag versneld afboeken (zie ook Sparen voor vervangingsinvesteringen). In tegenstelling tot de voorziening kan de gemeente de reserve niet direct op de investering in mindering brengen. De reserve blijft zichtbaar op de balans en de gemeente gebruikt hiervan jaarlijks een deel om afschrijvingskosten af te dekken. Deze afschrijvingskosten komen dan niet meer in de rioolheffing. In tabel A ziet u een voorbeeld van het sparen voor een (vervangings)investering uit de eigen middelen. Tabel A Sparen voor investering uit eigen middelen gemeente (in euro's) Jaar Boekwaarde investering Afschrijven Mutatie bestemmings- reserve riolering uit eigen middelen Saldo bestemmingsreserve 2018 0 5.000 35.000 2019 0 5.000 40.000 2020 0 5.000 45.000 2021 0 5.000 50.000 2022 50.000 1.000 -1.000 49.000 2023 49.000 1.000 -1.000 48.000 2024 48.000 1.000 -1.000 47.000 2025 47.000 1.000 -1.000 46.000 Het direct salderen van de voorziening levert een administratief voordeel op ten opzichte van de dekking van de afschrijvingslasten met de reserve. Dat komt omdat de gemeente eenmalig een boeking doet en niet meer elk jaar een afschrijving en mutatie in de reserve hoeft te doen. Doordat zij de boekwaarde direct vermindert, bespaart de gemeente bovendien op de rentelasten (deze rekent zij immers op basis van de omvang van de boekwaarde toe, zie ook Rentelasten van investeringen). Tabel B Verschillen tussen voorziening en reserve Voorziening vervanginsginvesteringen Bestemmingsreserve riolering Spaarbedragen opgenomen in de rioolheffing Spaarbedragen uit eigen middelen De raad kan de middelen geen andere bestemming geven De raad kan de middelen een andere bestemming geven Juridische verplichting naar inwoners Geen verplichting naar derden Direct in mindering op de investering Jaarlijkse dekking afschrijvingslasten Overschot op rekeningbasis op taakveld riolering Als de rioleringstaak aan het einde van het jaar een financieel overschot heeft, is de gemeente niet altijd verplicht dit bedrag ook te besteden aan riolering. Afhankelijk van de oorzaak van het overschot is het bedrag wel of niet vrij aanwendbaar. Onverwachte overschotten zijn in principe vrij aanwendbaar. Deze ontstaan bijvoorbeeld doordat de baten uit de heffing hoger zijn dan begroot (bijvoorbeeld door een hoger aantal aansluitingen of door minder kwijtscheldingen) of doordat activiteiten goedkoper zijn uitgevoerd dan begroot (efficiency- of aanbestedingsvoordelen). De raad besluit in het volgende begrotingsjaar over de bestemming van dit deel van het gemeentelijke resultaat op riolering. Vaak kiest zij voor een bestemmingsreserve riolering, waarop zij de gerealiseerde resultaten riolering (positief en negatief) boekt. De gemeenteraad kan een dergelijke werkwijze ook structureel vastleggen in de eigen Financiële verordening. Dan is geen separaat raadsbesluit over de bestemming nodig en kan de gemeente het resultaat al in het betreffende jaar toevoegen of onttrekken aan de bestemmingsreserve. Als (een deel van) het overschot is ontstaan doordat de gemeente activiteiten (bijvoorbeeld klein onderhoud of een vervangingsinvestering waarvoor zij niet spaart) heeft uitgesteld, dan is (dat deel van) het overschot niet vrij te besteden. De activiteit waarvoor de gemeente het geld bij de burger heeft opgehaald, heeft zij tenslotte nog niet uitgevoerd. Dit geld moet de gemeente besteden aan riolering en moet zij daarom in een voorziening opnemen. Het BBV kent hiervoor een aparte voorziening: de voorziening beklemde middelen derden (art. 44 lid 2 BBV). Ook overschotten als gevolg van activiteiten die door heroverweging niet zijn uitgevoerd, moet de gemeente in deze voorziening opnemen. Meestal heeft dit een drukkend effect op de rioolheffing op termijn. Wanneer bij de jaarrekening dus een overschot op het taakveld riolering blijkt, moet de gemeente de oorzaken hiervan analyseren. Afhankelijk van de oorzaak is (een deel van) het overschot vrij aanwendbaar en komt dit ten gunste van de algemene middelen, bij voorkeur in een bestemmingsreserve riolering. Het deel van het overschot waarop nog een bestedingsplicht voor de riolering rust, moet de gemeente opnemen in de voorziening beklemde middelen (art. 44 lid 2 BBV). Overzicht rioleringsvoorzieningen Het BBV kent drie typen voorzieningen die de gemeente voor de rioleringstaak kan inzetten: Onderhoudsvoorziening riolering: dit is een zogenoemde egalisatievoorziening op basis van art. 44 lid 1c BBV en wordt gebruikt voor de gelijkmatige verdeling van lasten voor groot onderhoud van riolering. Zie verder Onderhoudskosten rioolstelsel. Voorziening vervangingsinvesteringen: deze voorziening is speciaal in het BBV in het leven geroepen om spaarbedragen voor vervangingsinvesteringen die de gemeente via de rioolheffing heeft opgehaald, zichtbaar te maken. De spaarbedragen kennen een bestedingsplicht voor de riolering en daarom moet de gemeente deze in de voorziening opnemen en mag zij deze niet in de (vrij aanwendbare) bestemmingsreserve riolering onderbrengen. De gemeente wendt de voorziening vervangingsinvesteringen op een andere manier aan dan de andere voorzieningen, daarom moet zij deze apart administreren en verantwoorden (zie ook Sparen voor vervangingsinvesteringen). Voorziening beklemde middelen derden: deze voorziening moet de gemeente op basis van art. 44 lid 2 BBV gebruiken om gelden op te slaan die zij via de rioolheffing heeft opgehaald, maar (nog) niet heeft besteed en die wel een bestedingsplicht voor de riolering hebben. Met uitzondering van de spaarbedragen voor groot onderhoud en vervangingsinvesteringen, want die komen in de betreffende voorzieningen voor groot onderhoud (art. 44 lid 1c) en vervangingsinvesteringen (art. 44 lid 1d). Deze voorziening moet de gemeente ook gebruiken als zij tariefegalisatie toepast (zie verder Tariefegalisatie). Zie ook Nadere eisen voorziening riolering voor verdere uitleg over het onderscheid tussen de voorzieningen en de aanwendingsmogelijkheden. Reserve of voorziening Of financiële middelen in een reserve riolering of een voorziening riolering komen, hangt af van de vraag of de gemeente deze middelen nog kan herbestemmen. Is dit wel het geval, dan komen ze in een reserve. Zo niet, dan komen ze in een voorziening. Bij vervanging Spaarbedragen opgenomen in de rioolheffing - Voorziening Spaarbedragen uit algemene middelen - Reserve Bij groot onderhoud Spaarbedragen opgenomen in de rioolheffing - Voorziening Spaarbedragen uit algemene middelen - Voorziening1 Bij tariefegalisatie Egalisatiebedragen opgenomen in de rioolheffing - Voorziening Egalisatiebedragen uit algemene middelen - Reserve Bij overschotten op rekeningbasis Kostenbesparing - Reserve of algemene middelen Overschot door uitstel activiteiten - Voorziening Overschot hogere baten - Reserve of algemene middelen Bij btw Btw opgenomen in de heffing - Reserve of algemene middelen 1 Uitzondering op de hoofdregel, omdat artikel 44 lid 2 BBV bepaalt dat de gemeente voorzieningen vormt voor kosten die zij in een volgend begrotingsjaar zal maken. Voorwaarden zijn dat het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar én dat de voorziening is bedoeld om lasten gelijkmatig over meerdere begrotingsjaren te verdelen.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.