We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Vóór de levering en installatie van meetapparatuur moet op detailniveau duidelijk zijn waar welke meetapparatuur moet komen. Dit kunt u bijvoorbeeld regelen in een meetbestek.
Vanuit het meetplan zijn de meetlocaties op hoofdlijnen bekend. Bezoek deze voorafgaand aan de aanbesteding. Dan kunt u beoordelen in welke rioolput het best is te meten en kunt u ook kenmerkende zaken inmeten. Bijvoorbeeld de hoogte tussen drempelpeil en maaiveld, grootte en diepte van de put, het dwa-waterpeil en de vervuilingsgraad. Het is gebruikelijk om de putdekselhoogten te laten inmeten door een landmeetkundige dienst. Alle andere obje
Vanuit het meetplan zijn de meetlocaties op hoofdlijnen bekend. Bezoek deze voorafgaand aan de aanbesteding. Dan kunt u beoordelen in welke rioolput het best is te meten en kunt u ook kenmerkende zaken inmeten. Bijvoorbeeld de hoogte tussen drempelpeil en maaiveld, grootte en diepte van de put, het dwa-waterpeil en de vervuilingsgraad. Het is gebruikelijk om de putdekselhoogten te laten inmeten door een landmeetkundige dienst. Alle andere objecten kunt u meten ten opzichte van het drempelpeil of de putdekselhoogte (welke van de twee het makkelijkst is in te meten). In figuur A ziet u een voorbeeld van een overstortput met daarin de in te meten grootheden. Om bij vervolgwerkzaamheden fouten te helpen voorkomen, kunt u de putdeksels van de meetputten met verf markeren. Figuur A Voorbeeld inmeten overstortputVergroot afbeelding Kies ook een te hanteren code voor de meetlocatie. Hierin zijn veel varianten mogelijk, zoals: een nieuwe code, het nummer van het onderstation, het putnummer volgens het rioolbeheerpakket en het putnummer volgens het rekenmodel. Omdat u een meetobject net als alle andere rioleringsobjecten moet beheren, is logsich het putnummer volgens het rioolbeheerpakket te gebruiken. Maak vooraf afspraken over het loggen van meetgegevens en bestandsnamen. Zo kunt u het aantal bewerkingsslagen beperken en daarmee dus ook de kans op fouten. Hierbij kunt u aanhaken bij de CIW-bestandsnaamcodering en het CIW-opslagformaat (CIW Meten aan riooloverstorten spoor 1, 2002, bijlage 4). In een meetbestek kunt u ook voorwaarden stellen aan de kwaliteit van de meetdata. Maar dan moet u wel duidelijk omschrijven hoe u de kwaliteit beoordeelt. Alleen opnemen dat bijvoorbeeld 90% van de data betrouwbaar moet zijn, is onvoldoende. Omschrijf vooraf wat de gewenste kwaliteit precies inhoudt, om discussie achteraf te voorkomen.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.