Veld

Bij inventarisatie in het veld worden daadwerkelijk gegevens in de praktijk gemeten of vastgelegd. Inventarisatie in het veld is arbeidsintensief en daarmee kostbaar. Het wordt met name toegepast voor het verzamelen van geometrische gegevens. Een bijzondere vorm van het verzamelen van gegevens in het veld is de visuele inspectie van riolen. De visuele inspectie is gericht op het verzamelen van toestandgegevens (waterdichtheid, stabiliteit en afstroming) maar kan ook worden gebruikt om een beperkt aantal algemeen beschrijvende gegevens (materiaalsoort) te inventariseren of te verzamelen. Geometrische gegevens: maaiveldhoogte, drempelpeil en bob Waterpassen is erop gericht de hoogteligging van (onderdelen) van het rioolstelsel vast te leggen ten opzichte van een vast referentieniveau (NAP). De exacte hoogteligging van riolen en bijzondere voorzieningen (gemalen, drempels van overstorten) is met name van belang bij onderzoek naar het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van de riolering. Bij het waterpassen wordt met waterpasinstrument1 en baak de hoogte van de putdeksels bepaald ten opzichte van een vast referentiepunt waarvan de hoogte bekend is. Veelal worden de bob’s van riolen met een meetlat bepaald ten opzichte van de putdeksel. Z-coördinaat (maaiveldhoogte) is via beschikbare algemene hoogtekaarten tot op 5 cm nauwkeurig af te leiden uit de x- en y-coördinaat. Via de GPS-techniek is het nu mogelijk ook de z-coördinaat tot op 5 cm nauwkeurig te meten2. Geografische gegevens: X- en Y-coördinaten De ligging van riolen wordt bepaald door de begin- en eindknopen. Voor het vastleggen van de structuur en ligging van een rioolstelsel is het voldoende de ligging van de putten in het x-y-vlak vast te leggen. De coördinaten van putten kunnen in het veld worden bepaald ten opzichte van het zogenaamde rijksdriehoeknet met GPS-technieken. Beschrijvende gegevens (toestandgegevens): inspectie Gegevens over de toestand van riolen worden verkregen door middel van visuele inspectie van het riool vanuit put en riool. Het inspecteren omvat het waarnemen, herkennen en beschrijven (inclusief verslaglegging) van de toestand van de objecten waaruit de riolering is opgebouwd. Zie verder Inspectie en beoordeling, EN 13508-2, NEN 3399, NPR 3230 en NPR 3398. De te behalen nauwkeurigheid hangt samen met het doel van de inspectie (strategische of operationele planning, etc). Het is mogelijk naast toestandgegevens over waterdichtheid, stabiliteit en afstroming meer algemeen beschrijvende gegevens te inventariseren (afmetingen, lengte, materiaal, wanddikte en verbindingstype). Voorwaarde voor het kunnen uitvoeren van visuele inspectie en het verwerken van de daaruit verkregen gegevens is dat de identificatie van riolen eenduidig is vastgelegd. Om bij inspecties de ontwikkeling van de toestand in de tijd (aantasting) vast te leggen moeten ook de gegevens van eerder uitgevoerde inspecties bewaard blijven of bij reparaties de aangetroffen schade. Monitoringsgegevens worden per definitie in het veld ingezameld. Meestal gaat het om waterniveaus en eventueel debieten. Uiteraard moeten het moment en de plek van de metingen bekend zijn, evenals specificaties van het instrument waarmee gemeten wordt. Voor monitoringsgegevens heeft CIW een format opgesteld. 1 In plaats van een waterpasinstrument (hoogteligging) kan gebruik gemaakt worden van een theodoliet (hoogteligging en hoekmeting) of een Tachymeter waarmee afstand, hoek en hoogte kunnen worden bepaald en rechtstreeks digitaal worden vastgelegd. 2 Op plaatsen omringd door veel hoogbouw is een goede bepaling van de z-coördinaat met behulp van GPS niet altijd mogelijk.