We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Op deze pagina leest u welke fracties er bepaald kunnen worden bij een korrelverdelingsanalyse om inzicht in de doorlatendheid van de bodem te krijgen.
Minimaal tien korrelfracties Voor een goed inzicht in de opbouw van een bodemmonster is een uitgebreide zeving van minimaal tien korrelfracties wenselijk. Ook de fracties kleiner dan 63 μm horen hierbij. Juist de fijne fractie is erg belangrijk bij verschillende aspecten van de bodem. Het advies is om de volgende fracties te laten bepalen: table align="left" border="1" cellpadding="1" cellspacing="1" class="table-wrapper__in
Minimaal tien korrelfracties Voor een goed inzicht in de opbouw van een bodemmonster is een uitgebreide zeving van minimaal tien korrelfracties wenselijk. Ook de fracties kleiner dan 63 μm horen hierbij. Juist de fijne fractie is erg belangrijk bij verschillende aspecten van de bodem. Het advies is om de volgende fracties te laten bepalen: Tabel A Te bepalen fracties bij zeven Nummer Fractie 1 4 mm (alleen nodig bij grove mengsels) 2 2 mm 3 1 mm 4 500 μm 5 250 μm 6 125 μm 7 63 μm 8 50 μm 9 32 μm 10 16 μm 11 2 μm Let op: om de Grontmij-formule te kunnen toepassen (toepassingsgebied: zand en sterk zandige klei), moet u eerst het lutumgehalte (< 2 μm) bepalen. De labmedewerker bepaalt de grove fractie van het grondmonster via droge zeving. Voor de deeltjes kleiner dan 63 μm is dit niet mogelijk; hiervoor moet hij nat zeven. Voor de deeltjes kleiner dan 16 μm kan de labmedewerker de korrelverdeling op verschillende manieren bepalen, bijvoorbeeld met de areometertest, een sedigraaf of een pipet. Van nature komen homogeen samengestelde bodems bijna niet voor; meestal bestaat een grond- monster uit meerdere fracties. Figuur A geeft de verschillende fracties van een willekeurig gekozen zandmonster cumulatief in een korrelverdelingsdiagram (zeefkromme) weer. De uitwerking van deze methode, de formules en een rekenvoorbeeld vindt u op de pagina Toepassingsgebied formules en uitwerking korrelverdelingsanalyse. Figuur A Voorbeeld korrelverdelingsanalyse. Vergroot afbeelding Op basis van het korrelverdelingsdiagram kunt u verschillende zaken bepalen die interessant zijn voor het doorlatendheidsonderzoek, zoals: de samenstelling van het grondmonster (% zeer grof zand, % matig grof zand, % matig fijn zand, etc.); een zeer nauwkeurige fractiebepaling (lutum, silt en zand) en de daaraan gerelateerde bodemclassificatie volgens de NEN 5104 (zanddriehoek); de d-waarden: het percentage grond dat door de zeef is gegaan. Oftewel het massapercentage kleiner dan de betreffende waarde. Stel: d90 = 1,18 mm. Dit betekent dan dat 90% van de massa van het zandmengsel een korrelgrootte kleiner dan 1,18 mm heeft.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.