Een kritisch punt bij het ontwerp van een tunnelbemaling is de grootte van het afvoerend oppervlak. Niet alleen het afvoerende oppervlak van de tunnelbak zelf is van belang, maar ook afstroming van de aangesloten wegen en soms van de (onverharde) taluds.

In deze berekeningen is verondersteld dat het afvoerende oppervlak in werkelijkheid 20% en 50% groter is dan in het ontwerp is aangenomen (zie figuren A, B en C).

Voor de ledigingscapaciteit is uitgegaan van 48 mm/h, een verdubbeling van de capaciteit ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp in Tunnelbemaling (drie testbuinen, ledigingscapaciteit 24 mm/h). De berging in de gemaalkelder is hier ook 7 mm. Gerekend is met bui De Bilt (T ~ 50 jaar), zonder klimaateffect.

De resultaten laten zien dat bij een toename van 20% en 50% afvoerend oppervlak in beperkte mate zowel water op straat als overlast ontstaat.

Net als bij souterrains onder woningen is het ook bij tunnels belangrijk om de grootte van het afvoerende oppervlak dat afhelt naar de bak zo klein mogelijk te houden. Als dat niet kan, dan moet de ledigingscapaciteit worden aangepast aan dat grotere afvoerende oppervlak.

Figuur A Bui De Bilt, waterbalans cumulatief: afvoerend oppervlak, ledigingscapaciteit 48 mm/hVergroot afbeelding
Figuur B Bui De Bilt, waterbalans cumulatief: afvoerend oppervlak +20%, ledigingscapaciteit 48 mm/hVergroot afbeelding
Figuur C Bui De Bilt, waterbalans cumulatief: afvoerend oppervlak +50%, ledigingscapaciteit 48 mm/hVergroot afbeelding

 

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel