We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
De tweede eis voor een onrechtmatige daad is dat de handeling is toe te rekenen aan de dader. Hiervan is sprake als de daad zijn schuld is (schuldaansprakelijkheid) of als de oorzaak ervan voor zijn rekening komt (risicoaansprakelijkheid). Zo geldt voor de gemeente een risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige wegen, leidingen en gebouwen, maar ook voor fouten van werknemers. Hier vindt u een toelichting op de verschillende vormen van risicoaansprakelijkheid.
Een onrechtmatige daad is toerekenbaar aan de dader als de daad zijn schuld is (schuldaansprakelijkheid) of als de oorzaak ervan volgens de wet of algemeen geldende opvattingen voor zijn rekening komt (risicoaansprakelijkheid) (art. 6:162 BW). Dus ook als iemand goed beschouwd niet schuldig is (hij heeft zelf niks fout gedaan), kan hij toch aansprakelijk zijn, omdat de gemaakte fout voor
Een onrechtmatige daad is toerekenbaar aan de dader als de daad zijn schuld is (schuldaansprakelijkheid) of als de oorzaak ervan volgens de wet of algemeen geldende opvattingen voor zijn rekening komt (risicoaansprakelijkheid) (art. 6:162 BW). Dus ook als iemand goed beschouwd niet schuldig is (hij heeft zelf niks fout gedaan), kan hij toch aansprakelijk zijn, omdat de gemaakte fout voor zijn risico komt. Bijvoorbeeld: als een dakpan van uw dak valt en schade veroorzaakt bij de buren, bent u hiervoor aansprakelijk. Vormen van risicoaansprakelijkheid Er zijn verschillende vormen van risicoaansprakelijkheid: art. 6:170 BW Werkgever – werknemer (ondergeschikte), relevant bij rioleringswerkzaamheden door gemeenteambtenaren/-uitvoerders; art. 6:171 BW Opdrachtgever – niet-ondergeschikte, vooral relevant bij uitbesteed werk; art. 6:173 BW Gebrekkige zaken; art. 6:174 BW Opstallen, wegen en leidingen, relevant bij rioleringswerkzaamheden; art. 6:185 BW Producten (zoals een geleverde ondeugdelijke leiding). Ad 1: Risicoaansprakelijkheid voor een ondergeschikte Deze vorm van risicoaansprakelijkheid is vooral bij rioleringswerkzaamheden relevant. De gemeente is als werkgever risicoaansprakelijk voor fouten van een werknemer in dienst van de gemeente (ondergeschikte). Tenminste, als door haar opdracht de kans op de fout is vergroot en zij zeggenschap had over de gedragingen die tot de fout leidden. Dit betekent dat de gemeente ook aansprakelijk is als de ondergeschikte in strijd met een instructie handelde. Overigens moet dan ook de ondergeschikte aansprakelijk zijn (art. 6:170 BW). De schadevergoeding komt volledig voor rekening van de werkgever, tenzij de werknemer/medewerker door zijn opzet of bewuste roekeloosheid de schade heeft veroorzaakt (art. 7:661 BW). Bewuste roekeloosheid betekent dat de medewerker overgaat tot risicovol gedrag, terwijl hij zich bewust is van het risico dat hij neemt. Er moet dus sprake zijn van een ernstig verwijt. De bewijslast hiervoor ligt bij de werkgever. Ad 2: Risicoaansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte Overheidsinstanties (bestuursorganen zoals een gemeente en een waterschap) vallen in beginsel buiten het bereik van artikel 6:171 BW. Alleen een overheidsbedrijf (bijvoorbeeld een nutsbedrijf) valt hieronder. Een werkgever is ook risicoaansprakelijk als een niet-ondergeschikte (zoals een zelfstandig aannemer) in zijn opdracht werkzaamheden uitvoert en daarbij een fout maakt. De niet-ondergeschikte is aansprakelijk voor de aan hem toerekenbare onrechtmatige gedraging (art. 6:162 BW), maar ook de werkgever is tegenover de derde aansprakelijk (art. 6:171 BW). Voor benadeelden mag het namelijk niet uitmaken of de schade nu wel of niet door een ondergeschikte is toegebracht. Deze vorm van risicoaansprakelijkheid is vooral bij het aanbesteden van werk van belang. De gemeente kan als opdrachtgever aansprakelijk zijn voor schade door handelingen die zij in het bestek heeft voorgeschreven, waartoe zij opdracht heeft gegeven of vanwege door haar onjuist verstrekte informatie. De gedachte achter artikel 7:171 BW is de eenheid van onderneming. Benadeelden mogen ervan uitgaan dat schade die is toegebracht bij de uitoefening van een bedrijf te verhalen is op de opdrachtgever, ongeacht de juridische verhouding tussen de opdrachtgever en degene die een fout maakte waardoor schade is ontstaan. Ad 3: Risicoaansprakelijkheid voor een gebrekkige zaak Volgens de wet is iedereen (dus ook de gemeente) aansprakelijk voor schade die het gevolg is van (het gebruik van) een gebrekkige roerende zaak. Met gebrekkig wordt bedoeld dat het betreffende voorwerp niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en waarvan bekend is dat het een bijzonder gevaar voor personen of goederen kan opleveren. Een gebrekkige roerende zaak is op zichzelf geen probleem. Iedereen bezit wel spullen die oud of zelfs al stuk zijn en gevaarlijk kunnen zijn. Denk aan een hamer waarvan de kop al wat loszit of ander gereedschap dat bijvoorbeeld bij (riolerings-)werkzaamheden wordt gebruikt. Dat kan een probleem worden als iemand anders hierdoor schade oploopt. Ook als u niet doorhad dat de hamerkop kon loskomen. Deze vorm van risicoaansprakelijkheid is anders dan de schade die voortkomt uit het ontwerp of de productie van de gebrekkige zaak, waarvoor een productaansprakelijkheid geldt. In een dergelijke situatie bent u als bezitter van het gebrekkige product niet aansprakelijk, maar dan komt de producent in beeld (zie ad 5). Ad 4: Risicoaansprakelijkheid voor opstallen (gebouwen, wegen en leidingen) Bij rioleringswerkzaamheden is ook de risicoaansprakelijkheid voor opstallen belangrijk (art. 6:174 BW). Als een opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen, is in eerste instantie de bezitter van de opstal aansprakelijk als personen of zaken hierdoor schade ondervinden. Een opstal is "een gebouw of werk dat duurzaam met de grond is verenigd, rechtstreeks of door een verbinding met andere gebouwen of werken". Leidingen Ook leidingen vallen in beginsel onder dit BW-artikel. Bij leidingen is de leidingbeheerder aansprakelijk, behalve als de leiding zich in een gebouw of werk bevindt en de toe- of afvoer voor dat gebouw of werk regelt. Dit betekent dat vochtoverlast in huizen door de reparatie van een defecte (lees: een lekkende) riolering in beginsel voor rekening kan komen van de rioleringsbeheerder. Zo kan een gemeente voor deze schade aansprakelijk worden gesteld, ook als zij geen schuld heeft. De juridische praktijk leert dat een gemeente voor schade door een gebrekkige riolering niet eenvoudig aansprakelijk te houden is. Schadelijdende partijen die dit wel hebben geprobeerd, hebben tot nu toe geen succes gehad. De rechter neemt aansprakelijkheid voor schade door een lekke riolering of een vervangen riolering niet zomaar aan. De staat van de woning speelt bijvoorbeeld ook een rol bij de beoordeling. Meer informatie hierover vindt u bij Grondwaterzorg in gebouwd gebied. Wegen Bij openbare wegen (waaronder het weglichaam) is het overheidsorgaan aansprakelijk dat verantwoordelijk is voor een goede staat van de weg. Bij de parlementaire behandeling van de wegbeheerdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW is benadrukt dat niet al te gemakkelijk mag worden aangenomen dat een weg gebrekkig is. Volgens de wetgever moet de weg verkeren in een staat van onderhoud die "voor een weg als waarom het gaat van het betreffende overheidslichaam kan worden geëist". Daarbij zijn ook de beperkte financiële middelen van de wegbeheerder van belang. Maar uiteraard mag dat geen excuus zijn om het onderhoudsniveau "beneden een aanvaardbaar peil" te laten dalen. Voor de eisen die men aan de riolering mag stellen, geldt overigens hetzelfde (zie ook het kader 'Vaststellen of opstal voldoet aan te stellen eisen' hieronder). Eisen voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW Gebrek: de opstal, weg of leiding moet een gebrek vertonen. Gevaar: de toestand van de opstal, weg of leiding moet niet alleen gebrekkig zijn, het gevaar moet zich ook daadwerkelijk voordoen. Schade: er moet sprake zijn van schade als gevolg van het gevaar dat door het gebrek ontstond. Voor de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW is het niet van belang of de gemeente als beheerder bekend is met de gebrekkige toestand van de opstal, weg of leiding en het gevaar dat dit gebrek kan opleveren. Er is hier immers sprake van een risicoaansprakelijkheid: het feit dat de gemeente beheerder is, leidt al tot aansprakelijkheid voor schade. Ontsnappingsmogelijkheid via tenzij-clausule Artikel 6:174 BW bevat verder nog de zogenaamde tenzij-clausule, die in uitzonderlijke omstandigheden een ontsnappingsmogelijkheid biedt. Deze clausule is van toepassing als het gebrek en de schade het gevolg zijn van een plotseling van buiten komende oorzaak, waarbij het schadevoorval binnen een zeer korte tijd na het optreden van het gebrek plaatsvindt. Dan had de gemeente als weg- of leidingbeheerder redelijkerwijs geen maatregelen kunnen treffen om de schade te voorkomen. Denk aan schade door een een kapotte stoeptegel (iemand die erover struikelt en letsel oploopt) of een 'net' omgewaaide boom. Maar vaak is het lastig te bewijzen wanneer het gebrek en de schade ontstonden. Bovendien moet de (gemeente als) beheerder aantonen dat deze tijdspanne te kort was om maatregelen te treffen om de schade te voorkomen. Vaststellen of opstal (gebouw, weg of leiding) voldoet aan te stellen eisen Hoe is nu vast te stellen of een opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen? Volgens vaste jurisprudentie heeft dit te maken met de vraag of de opstal deugdelijk is, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming én met het oog op het voorkomen van gevaar voor personen en zaken. Technische en financiële mogelijkheden Bij de antwoorden spelen de stand van de wetenschap en techniek én de financiële kaders waarbinnen het overheidslichaam zijn beleidsdoelstellingen probeert te realiseren een rol. Ofwel, welke te treffen maatregelen zijn wetenschappelijk gezien überhaupt mogelijk en in hoeverre zijn die financieel redelijkerwijs realiseerbaar? Het is dus niet noodzakelijk om alle maatregelen te nemen die wetenschappelijk gezien mogelijk zijn om potentiële gevaren uit te bannen. Uitzondering hierop vormen de situaties die onder de 'tenzij-clausule' vallen. Zo moet de gemeente een omgewaaide boom zo snel als redelijkerwijs mogelijk is verwijderen, opdat deze geen (verdere) schade meer kan toebrengen. Beleidsvrijheid gemeente Ook de beleidsvrijheid van de gemeente speelt hierbij een rol. Deze beleidsvrijheid moet zij wel op redelijke wijze benutten. Van een redelijk beleid is sprake als de gemeente bij de aanleg van het riool eerst heeft gekeken naar de stand van de techniek en op basis daarvan heeft bepaald welke maatregelen zij financieel gezien redelijkerwijs kon nemen, gelet op de aard en het risico van het gevaar. In zo’n situatie zal een rechter de rioolaanleg terughoudend moeten beoordelen. Dit blijft uiteraard nog steeds een open norm, omdat ook de Omgevingswet maar weinig eisen of normen voor rioleringen kent (zie de pagina Inzameling en transport van stedelijk afvalwater). Redelijkerwijs te vergen maatregel Een logische vervolgvraag is wat een redelijkerwijs te vergen maatregel is. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden, omdat dit per geval altijd afhankelijk is van de betreffende omstandigheden. Om bijvoorbeeld te kunnen bepalen of de riolering in de desbetreffende situatie aan de eisen voldoet, zijn onder meer de dimensionering, de staat van het onderhoud en de weersomstandigheden van belang. Verder zijn aan riolering in een druk stedelijk gebied andere eisen te stellen dan aan riolering in een rustig landelijk gebied. Als de gemeente een omgevingsplan vaststelt, moet zij bij de weging van het waterbelang (de watertoets) voor de rioolaanleg rekening houden met de bijzondere omstandigheden van de percelen waarop het omgevingsplan ziet. Zo maakt het uit of een riolering in veengrond of in zandgrond wordt aangelegd. Verbindende werking van richtlijnen en kennisbank Er is geen wet (ook de Omgevingswet niet) die concrete eisen of normen stelt aan riolering. Hierbij kan de rechter dus niet aanknopen als hij de aansprakelijkheidsvraag beoordeelt. Meestal zal hij aanhaken bij richtlijnen en leidraden, bijvoorbeeld die van Stichting RIONED in de Kennisbank stedelijk water of van het CROW (wegbeheer). Deze richtlijnen en leidraden hebben niet de status van een wet, maar er gaat wel een bepaalde bindende werking vanuit. Vóór de komst van de kennisbank zocht de rechter aansluiting bij de Leidraad riolering. In principe leidde de rechter hieruit af aan welke eisen een riool redelijkerwijs moet voldoen en op welke soorten gevaar een riool berekend moet zijn. Daarbij let hij ook op de omstandigheden, de stand van de techniek en de beschikbare financiële middelen. Gemeente moet het afwijken van richtlijnen motiveren Als rioleringsbeheerder kan de gemeente afwijken van (nationale) leidraden en richtlijnen of de eigen beleidsregels. Wanneer zij dit goed motiveert, zal een rechter niet snel oordelen dat de riolering gebrekkig is in de zin van artikel 6:174 BW. Ad 5: Risicoaansprakelijkheid voor producten Een producent is aansprakelijk als zijn product een gebrek vertoont en het daardoor schade toebrengt. Een product kan bijvoorbeeld een rioolbuis of een ander onderdeel van een rioolsysteem of soortgelijke voorziening zijn. Hierbij gelden zes limitatieve uitzonderingen, waarbij een beroep op overmacht niet mogelijk is. Zo is de producent niet aansprakelijk als hij het product niet "in het verkeer heeft gebracht". Dit betekent dat hij het product niet aan de distributieketen heeft doorgegeven, wat meestal gebeurt door verkoop, levering, verhuur of leasing. De producent is ook niet aansprakelijk als aannemelijk is dat het gebrek dat de schade veroorzaakte niet bestond op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht of als dit gebrek later ontstond (art. 6:185 BW). Met een product wordt hier een roerende zaak bedoeld, ook als het inmiddels onderdeel is van een roerende of onroerende zaak. Denk aan een rioolbuis die nog op de grond ligt om later aangelegd te worden of dezelfde ondeugdelijke rioolbuis die op een later moment wordt aangelegd en dan dus onderdeel uitmaakt van de gehele riolering. Een product is gebrekkig als het niet de veiligheid biedt die men mag verwachten. Wat is een producent? Een producent is de fabrikant van het eindproduct, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel. Daarnaast is een producent iedereen die zich als producent presenteert door op het product zijn naam, merk of een ander onderscheidend teken aan te brengen. Ook iedereen die een product in de EG invoert om het beroeps- of bedrijfsmatig verder te verhandelen, is producent (art. 6:186 en 6:187 BW). Schades waarvoor productaansprakelijkheid geldt De soorten schade waarvoor de producent aansprakelijk is, staan in het Burgerlijk Wetboek. Productaansprakelijkheid bestaat uitsluitend voor: Schade door dood of lichamelijk letsel. Schade "door het product toegebracht aan een andere zaak die gewoonlijk voor ge- of verbruik in de privésfeer is bestemd en door de benadeelde ook hoofdzakelijk in de privésfeer is ge- of verbruikt". Dit betekent dat de productaansprakelijkheid niet bestaat voor schade in de bedrijfssfeer, zoals stagnatie- of vervangingsschade (art. 6:190 BW). Volgens de EG-richtlijn over productaansprakelijkheid1 moet de benadeelde de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband tussen gebrek en schade bewijzen (art. 4 EG-richtlijn en art. 6:188 BW). Praktijkvoorbeeld In de praktijk kan schade het gevolg zijn van bijvoorbeeld een leidingbreuk door gebreken in de toegepaste leidingen of het hechtingsmateriaal. In dat geval kan de benadeelde particulier (op grond van art. 6:185 BW) de producent voor de schade aansprakelijk stellen. Oók als deze producent niet verweten kan worden dat zijn product blijkbaar gebrekkig is (dat is immers typerend voor risicoaansprakelijkheid). De productaansprakelijkheid doet overigens niets af aan de mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente als rioleringsbeheerder of van anderen. Dus als een rioolleiding breekt, is de gemeente in beginsel (risico-)aansprakelijk voor eventuele schade; de gemeente is immers eigenaar en beheerder. Maar in zo'n situatie zal de gemeente onderzoeken wat precies de oorzaak is geweest van de breuk. Als dan zou blijken dat er sowieso wat mis was met de leiding zelf (productiefout), kan de gemeente de producent hiervan aanspreken. Als onrechtmatigheid (eis 1) en toerekenbaarheid (eis 2) zijn vastgesteld, moet de benadeelde aantonen dat hij schade (eis 3) heeft geleden. 1 Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (Pb EG L 210/29).
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.