We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
De voorbeelverordening eenmalig aansluitrecht kunt u de kosten voor het maken van een aanstluiting op publiekrechtelijke weg verhalen. Hier vindt u een algemene toelichting op Voorbeeldverordening en een toelichting per artikel.
De verordening zelf vindt u op Voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht. Algemene toelichting Een verordening eenmalig rioolaansluitrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet (Gw). In dit artikel, eerste lid a
De verordening zelf vindt u op Voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht. Algemene toelichting Een verordening eenmalig rioolaansluitrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet (Gw). In dit artikel, eerste lid aanhef en onderdeel b, staat: Rechten kunnen worden geheven ter zake van: a) …., b) het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;” Op dit artikel baseert de gemeente bijvoorbeeld ook de heffing van de bouw- en paspoortleges. Om op basis van dit wetsartikel tot een werkelijke heffing te komen, heeft uw gemeente een verordening nodig waarin zij de belasting verder uitwerkt. Daarvoor moet zij de verordening eenmalig rioolaansluitrecht vaststellen. De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV Gw. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten: Wie moet de belasting betalen (de belastingplichtige)? Waarvoor moet de belasting worden betaald (het belastbare feit)? Waarover moet de belasting worden betaald (de heffingsmaatstaf)? Wat is het tarief van de belasting (de tariefstelling)? Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 Gw geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingsopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gw zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen. Toelichting per artikel Aanhef en opschrift De aanhef van een raadsbesluit verwijst naar de Gemeentewet. Hier staat het artikel waarop de gemeente de belasting heeft gebaseerd. De term “gezien” gebruikt de gemeente om naar schriftelijke externe rapporten en adviezen te verwijzen. Dit is toegevoegd omdat in de praktijk steeds meer gemeenten extern advies inwinnen voor invoering van de belasting. Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de duidelijkheid kan de gemeente in een eerste artikel een omschrijving opnemen van de in de belastingverordening voorkomende begrippen. Maar sommige begrippen lenen zich minder voor een vastomlijnde omschrijving. Zo kan een definitie van de gemeentelijke riolering of een (verbeterd) gescheiden stelsel door nieuwe technische ontwikkelingen al snel verouderd zijn. Voor zulke begrippen kan de gemeente beter geen definitie opnemen, maar de uitleg in de praktijk volgen. Bij de invoering van een nieuwe werkwijze voor de aanleg van riolering moet de gemeente de begripsomschrijvingen in de verordening kritisch (laten) bekijken. Artikel 2 Belastbaar feit Het belastbare feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor de gemeente de belasting in rekening brengt. In dit geval dus realisatie van een aansluiting op de gemeentelijke riolering. Artikel 3 Belastingplicht Degene die de belasting moet betalen, is degene die uw gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig kan zijn. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier toch de belastingplichtige blijven. In zo’n geval kan de gemeente kiezen uit twee belastingplichtigen. Win dan bij de belanghebbenden nadere informatie in over wie de gemeente als belastingplichtige moet zien. Is daarover geen uitsluitsel, dan kan de gemeente de aanslag sturen naar degene die het meeste belang heeft bij de dienst. Een belangrijk element van een heffing gebaseerd op gemeentelijke dienstverlening is dat iemand daadwerkelijk om de dienst vraagt. Dat klinkt in eerste instantie problematischer dan het in de praktijk vaak is. Natuurlijk zitten veel mensen niet te wachten op een gemeentelijke belastingheffing op verzoek, maar in vrijwel alle gevallen weegt het hebben van een aansluiting op tegen het treffen van eigen voorzieningen. Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief Op grond van artikel 219 Gw, tweede lid, kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Maar het bedrag mag niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. De gemeente mag haar belastingen namelijk niet naar draagkracht heffen. Alleen het Rijk mag inkomensbeleid voeren. Het begrip bedrag in lid 2 van artikel 219 duidt erop dat naast de heffingsmaatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in dit tweede lid zijn gemeenten vrij om heffingsmaatstaven op te nemen in hun verordening eenmalig rioolaansluitrecht. Maar de algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het eenmalig rioolaansluitrecht speelt vooral mee dat geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening. De gemeente moet de keuze van de heffingsmaatstaf en het tarief dus wel op een of andere manier rechtvaardigen uit de gemaakte kosten of het profijt dat de aanvrager van de rioleringsaanleg heeft. Heffingsmaatstaven op andere rechtvaardigingsgronden zijn niet bij voorbaat verboden, maar hebben wel een uitdrukkelijke objectieve rechtvaardigingsgrond nodig. Mogelijkheden De voorbeeldverordening werkt vier mogelijkheden uit voor de heffing: Een vast bedrag per aansluiting. Dit is een doelmatige en eenvoudige variant. In feite vraagt de gemeente met deze tariefstelling van elke belastingplichtige een bijdrage in de kosten. Daarbij doen de werkelijke kosten van de aansluiting per individueel geval er niet toe. Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar aansluitlengte. Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar type afvoerstelsel. Per geval maakt de gemeente een begroting van de kosten die zij aan de potentiële belastingplichtigen in rekening brengt. Zo betaalt iedereen de kosten voor zijn eigen aansluiting. Bij deze mogelijkheid moet de gemeente de aanvrager bedenktijd geven, omdat het belastingrecht de eis stelt dat iedereen de omvang van zijn belastingschuld vooraf moet kunnen kennen. Uiteraard zijn ook andere differentiatievormen mogelijk dan in de voorbeeldverordening staan. Denk aan het verhaal van de extra kosten voor plaatsing van een pompput of een differentiatie gebaseerd op de diameter van de aansluiting. De voorbeeldverordening noemt deze mogelijkheden niet, omdat vooral het aanwezige hoofdriool de aard van de aansluiting bepaalt. De vraag is of het dan redelijk is de extra kosten op de aanvrager te verhalen. Bovendien kan de gemeente via de begrotingsconstructie de kosten individueel differentiëren. Baseert uw gemeente de differentiatie niet op de aard van de heffing (kostenverhaal of profijt), dan is een objectieve rechtvaardigheidsgrond in het vastgelegde gemeentebeleid nodig. Als uw gemeente daarvoor kiest, is het verstandig fiscaal-juridisch advies te vragen bij het opstellen van de verordening. Artikel 5 Wijze van heffing Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen. Andere methoden van belastingheffing (zoals aangifte door degene die de belasting moet betalen) zijn niet geschikt. Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na het verzoek om aansluiting op de riolering met het kostenverhaal begint. Artikel 7 Termijnen van betaling Omdat het om relatief grote bedragen kan gaan, is in het voorbeeld gekozen voor een betaling in termijnen. Lid 2 is opgenomen om enkele uitzonderingen voor onder meer feestdagen in de algemene termijnenwet niet van toepassing te verklaren. Dit is voor gemeentelijke belastingen gebruikelijk. Artikel 8 Kwijtschelding In principe is kwijtschelding van deze belasting mogelijk. Maar eigenlijk is dit niet redelijk. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze dienstverlening meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager. Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringstechnische zaken voor de heffing en invordering kan regelen. Het betreft hier zaken als het openen van de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen of de wijze waarop de gemeente de invorderingsrente berekent. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer de gemeente de heffing toepast (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Meestal is het tijdstip van inwerkingtreding afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gw). De datum van inwerkingtreding ligt ná die van de bekendmaking. De ingangsdatum van de heffing moet ná de datum liggen waarop de raad de verordening heeft vastgesteld, anders is sprake van terugwerkende kracht. Bij invoering van een nieuwe heffing is terugwerkende kracht niet mogelijk, tenzij de heffing was te voorzien. De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.