Stap 1: Verwerken meetgegevens

In de meetgegevens die u uit uw meetnet binnenkrijgt, kunnen foutieve waarnemingen zitten of waarnemingen ontbreken. Voor de analyse van de meetdata hebt u betrouwbare gegevens en volledige meetreeksen nodig. Alleen dan kunt u uw informatiebehoefte en meetdoel invullen. Daarom moet u de binnenkomende meetdata eerst controleren en verwerken. In uw meetplan hebt u aangegeven wanneer u meetgegevens voldoende betrouwbaar vindt. Om de meetgegevens te verwerken, doorloopt u de volgende deelstappen: Opslaan binnenkomende meetgegevens: De binnenkomende meetgegevens uit een meetnet moet u allereerst opslaan. Hierbij slaat u niet alleen de ruwe meetgegevens op de server op, maar ook de metadata (zoals de meetlocatie, het type meting en de instellingen van de bijbehorende parameters) en digitale logboeken van uw meetlocaties en -apparatuur. Valideren ruwe meetgegevens: Nadat u de binnengekomen meetgegevens hebt opgeslagen, moet u de ruwe meetdata valideren. Zo krijgt u inzicht in de vaak enorme hoeveelheid meetgegevens en kunt u de kwaliteit ervan beoordelen. Ook geeft de validatie van de meetdata informatie over het functioneren van de meetapparatuur. Hier leest u hoe u uw ruwe meetdata controleert, beoordeelt en een kwaliteitslabel toekent. Controleren gevalideerde meetgegevens: Het validatieproces van de meetdata is zo veel mogelijk geautomatiseerd. Handmatige validatie vergroot de kans op fouten en kost meer tijd. Maar geautomatiseerd gevalideerde meetdata moet u wel controleren: hebben waarnemingen terecht het kwaliteitslabel 'fout' of 'twijfelachtig' gekregen? Waar nodig moet u actie ondernemen. Hier leest u hoe u die controle uitvoert.