We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
In het detailontwerp worden niet alleen de onderdelen van voorzieningen die in het functioneel ontwerp zijn ontworpen verder uitgewerkt, maar is er ook aandacht voor de secundaire functionaliteiten. Dit zijn de functionaliteiten die niet rechtstreeks betrekking hebben op het bergen, transporteren en verwerken van water, maar meer als randvoorwaarde dienen voor het gebruik, het beheer en de beleving van de voorzieningen. Om gevoel te krijgen voor de standaarden hierbij en om te weten te komen wat er hiervoor specifiek ontworpen wordt, kunt u de ontwerper(s) met wie u werkt, vragen naar hun aanpak.
De secundaire functionaliteiten van (onderdelen van) voorzieningen binnen het stedelijk waterbeheer hebben betrekking op: beheerbaarheid; sturing/voeding en meten/monitoren; beluchting en ontluchting; esthetiek; duurzaamheid; veiligheid; (on)toegankelijkheid; en belastbaa
De secundaire functionaliteiten van (onderdelen van) voorzieningen binnen het stedelijk waterbeheer hebben betrekking op: beheerbaarheid; sturing/voeding en meten/monitoren; beluchting en ontluchting; esthetiek; duurzaamheid; veiligheid; (on)toegankelijkheid; en belastbaarheid. Op deze pagina vindt u informatie over deze functionaliteiten en leest u welke rol deze functionaliteiten spelen binnen het (detail)ontwerp van een stedelijk watersysteem. Beheerbaarheid Als stedelijk waterbeheerder krijgt u alle ontworpen onderdelen, voorzieningen en stelsels in beheer. Beheerbaarheid is daarom altijd een heel belangrijk item in het ontwerp. Is het ontwerp eenduidig? Oftewel: weet u op basis van het ontwerp precies welke voorzieningen en onderdelen u in beheer krijgt? Weet u bijvoorbeeld voor welk type pompen de ontwerper heeft gekozen en welke kleur buizen hij toepast? En beschikt u over de kennis en de middelen die nodig zijn om deze voorzieningen en onderdelen te beheren? Heeft u plek voor reserveonderdelen op de gemeentewerf, beschikt u over het benodigde materieel, kunt u in uw beheersysteem opnemen wat waar is toegepast en heeft de buitendienst alle sleutels voor het afsluiten openen en van schakelkasten? Daarnaast moeten de voorzieningen tegen een stootje kunnen. Zijn ze stevig genoeg, en is de locatie goed gekozen? Wat zijn de risico's bij falen van de voorzieningen (kans x effect)? Hoe krijgt u de basisdata vanuit het project (revisies) en welke eisen stelt u daar aan? Het is raadzaam om afsluiters aan te brengen op strategische plaatsen in het systeem en het is belangrijk om deze goed te onderhouden. Ook moet u er, met het oog op onderhoud, voor zorgen dat u pompen zonder al te veel moeite uit de put kunt halen, en dat voorzieningen toegankelijk zijn. Als voorzieningen bijvoorbeeld op particulier terrein liggen, moet u een zakelijk recht op dit terrein vestigen. Tenzij alternatieve afvoerroutes beschikbaar zijn zult als u tijdens onderhoud of reparatie een deel van de openbare ruimte moet afzetten en kan dit de bewoners en gebruikers van het gebied belemmeren. Sturing, voeding, meten en monitoren Voor de sturing en voeding van elektromechanische onderdelen zal de ontwerper in zijn ontwerp kasten en sleuven of mantels voor de stroomvoorziening of datakabels moeten inplannen. Dit speelt bijvoorbeeld bij pompen in gemalen en bij drukrioolunits. Maar hij kan ook kiezen voor afsluiters die op afstand worden aangestuurd, of voor regelbare doorlaten of stuwen. Wanneer er leidingen worden aangelegd, kan de ontwerper ervoor kiezen om dan meteen ook stroom- en signaalkabels in de sleuf erbij (of door een mantelbuis) te leggen, als de kans bestaat dat deze op termijn van nut kunnen zijn. Om metingen aan voorzieningen te kunnen verrichten en om de werking van deze voorzieningen te kunnen monitoren, kan het nodig zijn om aanvullende voorwaarden te stellen aan de detaillering van onderdelen van deze voorzieningen. Zo moet er in een put een bevestigingspunt voor een sensor zijn als u (op termijn) waterhoogtemetingen wilt kunnen verrichten. En om overstortmetingen te kunnen verrichten, is er een vrije ruimte boven de overstortdrempel nodig. Ook wanneer het debiet of de kwaliteit in een transport-, infiltratie of drainageriool gemeten moet worden, zal de ontwerper hiervoor de juiste voorzieningen moeten ontwerpen en hiervoor ruimte in het ontwerp moeten vrijmaken. Beluchting en ontluchting Systemen die voor hun bergingsfunctie afhankelijk zijn van holle ruimte, bevatten doorgaans lucht. Op het moment dat er (hemel-)water in de voorziening komt, zal deze lucht plaats moeten maken voor water; dit noemen we ontluchting. Luchtinsluiting kan de werking van een systeem belemmeren en kan ook daarbuiten tot ongewenste situaties leiden. Andersom geldt dat als water plaatsmaakt voor lucht, er lucht moet worden aangevoerd; dit noemen we beluchting. Afgesloten voorzieningen waar soms ineens (veel) water in of uit gaat, voorziet de ontwerper daarom van onderdelen ten behoeve van beluchting en/of ontluchting. In Nederland is het van oudsher gebruikelijk om de ontluchting te regelen via het particuliere terrein. Via de regenpijpen en de ontspanningsleiding ontsnapt de lucht hoog boven straatniveau, zodat er geen geuroverlast is. Bij speciale voorzieningen, zoals gemalen en bergbezinkbassins, zijn lokale ontluchtings- en beluchtingsonderdelen gebruikelijk. Deze voorzieningen vragen ruimte en hebben daarmee een interactie met andere voorzieningen in de openbare ruimte. Naast ruimte spelen soms ook geur en geluid bij deze voorzieningen een rol voor de omgeving. De ontwerper kan ook bij andere voorzieningen, zoals riolen, kiezen voor ontluchtings- en beluchtingsroutes in de openbare ruimte. Dit maakt zowel stelsels als gebouwen flexibeler. Daarbij moet hij ervoor zorgen dat de ontluchting niet tot overlast leidt. Esthetiek Bepaalde elementen in de openbare ruimte kunnen naast functioneel ook fraai, mooi of zelfs kunstzinnig zijn. De ontwerper zal in alle gevallen kiezen voor de uitganspunten voor ruimtelijke kwaliteit die in het handboek openbare ruimte staan beschreven wanneer dit beschikbaar is. Daarnaast zal hij waarschijnlijk kiezen voor een nette afwerking, op elkaar aansluitende onderdelen en passende materialen. Het ontwerp van de voorziening kan ook zodanig in de ruimte passen en worden vormgeven dat het de ruimtelijke- of belevingskwaliteit verbetert. Duurzaamheid Iets is duurzaam als het tegemoetkomt aan de noden van het heden zonder dat daarmee de behoefte of de voorziening van toekomstige generaties in het gedrang komt. Duurzaamheid speelt daarmee altijd een rol bij de keuzes die de ontwerper maakt bij het ontwerpen van een stedelijk watersysteem. Voor het schetsontwerp en het functioneel ontwerp gaat het in eerste instantie om de keuzes van de principes, de stelsels en de wijze van verwerken van waterstromen. Duurzaamheid speelt binnen het detailontwerp een rol bij de keuze voor de materialen die voor de voorzieningen worden gebruikt (en die onder meer bepalend zijn voor de levensduur van deze voorzieningen), de wijze van inkoop, het beheer en de verwijdering of het hergebruik van onderdelen; ofwel de druk op natuurlijke hulpbronnen. Deze keuzes worden in het detailontwerp gemaakt. Concreet kunt u hierbij bijvoorbeeld denken aan vragen als: Is een volledig nieuw onderdeel nodig of volstaat "refurbished"? Wordt de leiding uitgevoerd in kunststof, beton of een ander materiaal? Wat is de impact van de verschillende productiewijzen? Wat is de impact bezien over de hele levensduur? Zijn er voor het beheer en het in gebruik houden van de voorziening veel reisbewegingen nodig, en veel energie/stroom of andere bronnen? Kan het materiaal aan het einde van de levensduur worden hergebruikt? Of kan het verantwoord verwerkt worden tot een ander product? Vanuit het oogpunt van duurzaamheid kan de ontwerper voor een voorziening ook zodanige afmetingen kiezen dat er ruimte is voor eventuele toekomstige aanpassingen. Bijvoorbeeld 10% extra ruimte in een besturingsunit voor extra kabels en extra ruime inspectieputten voor toekomstige meetaparatuur. Veiligheid Veiligheid bij voorzieningen en onderdelen van voorzieningen is op te splitsen in: veiligheid bij aanleg; veiligheid bij dagelijks gebruik; en veiligheid voor de beheerder of degene die er werkzaamheden aan verricht. Bij het aanleggen van een voorziening moet de aannemer veilig kunnen werken. De ontwerper kan hier al in het ontwerp rekening mee houden. Als hij inschat dat het niet goed mogelijk is om op veilige wijze een bouwput of een sleuf te maken voor de gewenste voorzieningen, kiest hij de locatie zo dat dit wel kan, of moet hij een voorzieningen aanpassen. Ook in het dagelijks gebruik moet een ontworpen stelsel of voorziening veilig zijn. Dit houdt in dat de risico’s van het gebruiken van een stelsel of een voorziening acceptabel moeten zijn. Stank, gevaarlijke stoffen, trillingen en geluid moeten tijdens normaal functioneren zoveel mogelijk uit de leefomgeving worden gehouden. Uiteraard kunnen er calamiteiten optreden. De ontwerper heeft de taak om een inschatting te maken van mogelijke gevolgen van calamiteiten en deze gevolgen zoveel mogelijk te ondervangen. (On)toegankelijkheid Locaties en voorzieningen moeten enerzijds toegankelijk zijn (bijvoorbeeld met een onderhoudspad of een oprit of via luiken) voor onderhoud en reparatie en bij calamiteiten. De ontwerper kan bijvoorbeeld bij speciale voorzieningen ervoor zorgen dat deze altijd bereikbaar en toegankelijk zijn voor mens en (zwaar) materieel. Hij kan schakelkasten op zo’n manier monteren dat onder de schakelautomaat minimaal 20 cm vrije ruimte is om de kabels eenvoudig te kunnen aanbrengen. Putten met een opening (putdeksel) kleiner dan 600 mm diameter zijn niet toegankelijk voor personen, maar alleen voor sommige apparatuur. Wanneer een put mantoegankelijk moet zijn, dient deze put een opening groter dan 600 mm diameter te hebben. Mantoegankelijkheid is nodig bij: het plaatsen van afsluiters; het plaatsen of onderhouden van meetapparatuur; het uitvoeren van reparatie- en/of renovatiewerkzaamheden. De stedelijk waterbeheerder kan ervoor kiezen om alle putten mantoegankelijk uit te voeren, omdat van tevoren niet altijd bekend is of er (beheer)activiteiten nodig zijn waarbij iemand de put in moet. Anderzijds moeten voorzieningen vanuit het oogpunt van veiligheid, en om vandalisme tegen te gaan, juist niet toegankelijk zijn. Om ongewenste bezoekers te weren kan de ontwerper bijvoorbeeld putdeksels, luiken, hekken en sloten plaatsen. De ontwerper zal putten die op speelplaatsen zijn gerealiseerd en die niet verplaatst kunnen worden, knevelen, zodat kinderen hier niet in kunnen vallen en zorgen dat kolken op en rondom speelplaatsen niet geopend kunnen worden. Kolken kunnen worden uitgevoerd met deksels beveiligd met sloten op opening te voorkomen. Belastbaarheid Voorzieningen mogen niet bezwijken onder de last van de functies van het gebied waarin ze liggen. Het betreft hierbij zowel bedoelde functies (bijvoorbeeld een verhuiswagen op de rijweg) als onbedoelde functies (bijvoorbeeld een verhuiswagen op de stoep of een verhuiswagen die keert op een groenstrook). Alle dragende onderdelen, zoals leidingen, putten, putdeksels en infiltratie-elementen, moeten stevig genoeg zijn. De combinatie van de locatie en de draagkracht van de toegepaste materialen moet zodanig zijn, dat de voorziene bovengrondse belasting de belastbaarheid niet overtreft.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.