We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Om geschikte typen voorzieningen te kunnen kiezen, maakt de ontwerper eerst principekeuzes. Bijvoorbeeld voor centrale of decentrale systemen en zichtbare of onzichtbare hemelwaterafvoer. Daarbij houdt hij onder meer rekening met het huidige beleid, de eisen en voorkeuren van de opdrachtgever, de typen te verwerken water en bestaande systemen binnen het projectgebied en in het omliggende gebied.
Keuzes beschrijven en beargumenteren In het schetsontwerp beschrijft en beargumenteert de ontwerper de principekeuzes die hij (al dan niet in overleg met zijn opdrachtgever of de waterbeheerders) maakt. Bij het maken van die keuzes houdt hij rekening met: Beleid en wetgeving: vaak schrijven regels in een bepaalde situatie een bepaalde behandeling voor. Voorkeuren opdrachtgever: wanneer beleid op een bepaald p
Keuzes beschrijven en beargumenteren In het schetsontwerp beschrijft en beargumenteert de ontwerper de principekeuzes die hij (al dan niet in overleg met zijn opdrachtgever of de waterbeheerders) maakt. Bij het maken van die keuzes houdt hij rekening met: Beleid en wetgeving: vaak schrijven regels in een bepaalde situatie een bepaalde behandeling voor. Voorkeuren opdrachtgever: wanneer beleid op een bepaald punt niks voorschrijft, kan de opdrachtgever een voorkeur uitspreken in de ontwerpopgave of het programma van eisen. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de stedelijk waterbeheerder en/of de ontwerper. Het plangebied: zijn er vanuit beleid en opdrachtgever geen specifieke voorschriften, dan maakt de ontwerper een keuze passend bij de ontwerpopgave en het plangebied. Zo baseert hij keuzes op: typen water, hoeveelheden en kwaliteit van het water, en hoe het omliggende gebied met de verschillende typen water omgaat. Basisprincipes Hier staan de belangrijke keuzes die bepalen welke typen voorzieningen geschikt zijn. Natuurlijk of kunstmatig Waar in de vorige eeuw de maakbaarheid met techniek een gegeven was, kiezen we tegenwoordig aansluiting bij principes uit de natuur. Ook is er de keuze tussen natuurlijke en kunstmatige materialen. Centraal of decentraal De zuivering van afvalwater hebben we in Nederland overwegend centraal geregeld. Dat kan in de toekomst anders en ook aan de randen van de systemen staan we vaak al voor de keuze. Richten we ons bijvoorbeeld op één systeem voor inzameling en zuivering door middel van mechanische riolering of voor individueel zuiverende systemen (IBA'S ) in het buitengebied? Ook voor hemelwater is er de keuze tussen centraal en decentraal. In de afgelopen eeuw was het gebruikelijk dat gemeenten bewoners en bedrijven ontzorgden. Met de invoering van de Waterwet in 2009 is daar een wijziging in gekomen, namelijk dat de particuliere eigenaar meer aan zijn eigen verantwoordelijkheden wordt gehouden. Het bergen en/of infiltreren van hemelwater op het eigen terrein is hier een voorbeeld van. Zichtbaar of onzichtbaar Hemelwater is af te voeren in buizen onder de grond of in goten boven de grond. Vroeger werd veel ondergronds afgevoerd omdat dit de meeste vrijheid geeft in inrichting en gebruik van de openbare en particuliere ruimte. Sinds de jaren 90 van de vorige eeuw verschuift dat steeds meer naar bovengronds, omdat zichtbaarheid van de hemelwaterafvoer onbedoelde milieuverontreiniging voorkomt. Bij hemelwater zichtbaar afvoeren is eenvoudiger de afvoerroute te herleiden en daardoor minder kwetsbaar voor foutaansluitingen. Door klimaatverandering is de noodzaak om bovengrondse waterberging in groen en op wegen aan te leggen groter dan vroeger. Het oppervlak is een prominenter onderdeel geworden van het watersysteem. Sectoraal of integraal Voortbordurend op de zichtbaarheid en aangejaagd door klimaatproblemen rond droogte en hitte zijn voorzieningen voor water steeds vaker een erkend onderdeel van de openbare ruimte. De plek van water als mede-ordenend principe komt daarbij steeds beter uit de verf en ontwerpen worden steeds integraler. Scheiden of mengen Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is milieubescherming een steeds vanzelfsprekender criterium bij het inrichten van het stedelijk watersysteem. Het algemene ontwerpuitgangspunt is dat de verschillende waterstromen (afval-, hemel- en grondwater) zoveel mogelijk gescheiden blijven. Ook de bouwregelgeving is er inmiddels op gericht om afval- en hemelwater gescheiden te houden. Bij kleine inbreidingen is het soms doelmatiger om aan te sluiten op een gemengd stelseltype dat in omliggende gebieden aanwezig is. Dat voorkomt versnippering en zorgt voor eenduidigheid voor beheer. Het mengen van waterstromen gebeurt daar dan zo laat mogelijk. Onder vrij verval of onder (onder-)druk Vrijvervalriolering gebruikt geen stroom. Als afstanden groot worden komen vrijvervalleidingen – vanwege het benodigde afschot – steeds dieper te liggen. Systemen onder druk zijn flexibeler in te passen en zijn kleiner van omvang, maar vergen meer onderhoud en onderdelen gaan minder lang mee. Systemen onder druk, onder onderdruk en die onder vrij verval reageren ook verschillend op de dynamiek in de hoeveelheid water die moet worden getransporteerd. Ophogen of draineren Hoewel het uitgangspunt meestal is de bestaande dynamiek van het grondwater intact te laten, moet het te ontworpen watersysteem zorgen dat de geplande functies in het gebied geen last krijgen van teveel of te weinig grondwater. Op sommige plekken zijn geen maatregelen nodig en vaak volstaat voldoende ophogen. Soms is een locatie niet te bebouwen zonder pieken in grondwaterstanden af te toppen met kunstmatige ontwatering. Dan moet de ontwerper een goede balans vinden in de hoeveelheid oppervlaktewater, het oppervlaktewaterpeil eventueel aangevuld met ondergrondse (horizontale of verticale) drainage. De infiltratie-geschiktheid van water wordt grotendeels bepaald door de bodemgesteldheid, doorlatendheid en de k-waarden van de bodem. In het onderdeel Doorlatendheidsonderzoek wordt hier dieper op ingegaan. Toegang faciliteren, gedogen of verbieden Voorzieningen aan het oppervlak (zoals een wadi of een vijver) zijn toegankelijk te maken of af te sluiten. In het verleden waren steden klein en was het water vies. Men recreëerde daarom niet in of bij onderdelen van het stedelijk watersysteem, maar buiten de stad. Nu stedelijke gebieden groter zijn en mensen meer in het stedelijk gebied recreëren, ontstaat in het belang van de volksgezondheid een ingewikkelde afweging tussen faciliteren, gedogen en verbieden van bijvoorbeeld waterrecreatie en spelen in wadi's. Duurzaamheid Iets is duurzaam als het tegemoetkomt aan de noden van het heden zonder dat daarmee de behoefte of de voorziening van toekomstige generaties in het gedrang komt. Duurzaamheid speelt daarmee altijd een belangrijke rol bij de keuzes die de ontwerper maakt bij het ontwerpen van een stedelijk watersysteem. Hiermee bepaalt de gedachte over duurzaamheid in eerste instantie al de keuzes van de principes, de stelsels en de wijze van verwerken van waterstromen. Wordt hemelwater vermengd met vuilwater? Of komt hemelwater zoveel mogelijk lokaal ten goede aan het milieu? Zijn er parallelle stelsels nodig en vragen die meer materiaal? Is het wenselijk om grondwaterstanden te verlagen, of kan het bouwpeil worden verhoogd? Is er een pomp nodig om water te verplaatsen of is er een alternatief dat geen stroom verbruikt? Deze keuzes worden in de fasen schetsontwerp en functioneel ontwerp gemaakt. Daarnaast speelt duurzaamheid een rol bij de keuze voor de materialen die voor de voorzieningen worden gebruikt (en die onder meer bepalend zijn voor de levensduur van deze voorzieningen), de wijze van inkoop, het beheer en de verwijdering of het hergebruik van onderdelen; ofwel de druk op natuurlijke hulpbronnen. Dit zijn keuzes die in het detailontwerp worden gemaakt. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid kan de ontwerper voor een voorziening ook zodanige afmetingen kiezen dat er ruimte is voor eventuele toekomstige aanpassingen. Bijvoorbeeld 10% extra ruimte in een besturingsunit voor extra kabels en extra ruime inspectieputten voor toekomstige meetaparatuur.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.