We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Naast afschrijvingslasten leiden investeringen tot rentelasten. De gemeente moet investeringen immers financieren. Dit kan met eigen middelen (reserves en voorzieningen) en met externe middelen (geldleningen). De afschrijvingslasten en de rentelasten samen noemen we de kapitaallasten. In Afschrijvingslasten van investeringen vindt u verschillende modellen voo
Naast afschrijvingslasten leiden investeringen tot rentelasten. De gemeente moet investeringen immers financieren. Dit kan met eigen middelen (reserves en voorzieningen) en met externe middelen (geldleningen). De afschrijvingslasten en de rentelasten samen noemen we de kapitaallasten. In Afschrijvingslasten van investeringen vindt u verschillende modellen voor het omgaan met investeringen: activeren, sparen of ideaalcomplex. De keuze voor een bepaalde werkwijze heeft direct invloed op de hoogte van de rentelasten. Verwerking rentelasten in gemeentelijke boekhouding Als een gemeente specifiek voor de financiering van bepaalde rioleringsprojecten (bijvoorbeeld vervanging of verbetering) geld leent van de bank, is sprake van projectfinanciering. De rentelasten van de lening voor het rioleringsproject kan de gemeente een-op-een relateren aan de riolering en kan zij dan ook direct toerekenen aan het taakveld riolering. Maar de meeste gemeenten zullen werken via het concept van totaalfinanciering en een zogenoemd renteomslagstelsel. Hierbij regelen zij de financiering van investeringen via het concern (de totale gemeentelijke organisatie), van waaruit elke afdeling een omslagrente krijgt toegerekend over de activa die zij bezit. In tabel A ziet u een voorbeeld van een renteomslagberekening. Tabel A Voorbeeld renteomslagberekening (in euro's) ** De renteomslag mag zowel de daadwerkelijk betaalde rente als de rente berekend over de reserves en voorzieningen bevatten. Het concern brengt de gemeentelijke afdelingen dus rente in rekening alsof alle activa met vreemd vermogen (leningen) zijn gefinancierd. Activa Totaal immateriële vaste activa 5.000 Totaal materiële vaste activa 150.000 Totaal financiële vaste activa (excl. aan derden verstrekte leningen) 95.000 Totaal activa waarover wordt omgeslagen 250.000 Netto rentelasten Rente aangegane leningen 7.500 Gecalculeerde rente** (reserves en voorzieningen) 5.000 Rente toegerekend aan grondexploitaties -/- 3.000 Rente projectfinanciering direct toegerekend -/- 1.000 Rentebaten (verstrekte leningen) -/- 1.000 Per saldo om te slaan 7.500 Renteomslagpercentage: 7.500/250.000 * 100% = 3,0% Tabel B laat de balans van de afdeling Riolering zien. Tabel B Balans afdeling Riolering (in euro's) Activa Passiva Rioolinvesteringen 10.000 Rioolreserve Vervangings(spaar)voorziening Onderhoudsvoorziening Rekening courant met Algemene Dienst 1.500 4.500 3.000 1.000 Totaal 10.000 Totaal 10.000 Uitgaande van een omslagrente van 3,0% die het concern in rekening brengt, bedragen de rentelasten in dit voorbeeld: 3,0% van € 10.000 (de rioolinvesteringen) = € 300. Sommige gemeenten gebruiken de gecalculeerde (ook wel bespaarde) rente vanuit de renteomslag om reserves en voorzieningen te verhogen, bijvoorbeeld vanwege inflatie. Bij voorzieningen is dit alleen toegestaan voor voorzieningen die op contante waarde worden gewaardeerd. In het voorbeeld in de tabel verhoogt de gemeente dan de rioolreserve, de vervangings- en de onderhoudsvoorziening met een opslag vanuit de Algemene Dienst. Zo creëert zij een situatie alsof zij de bedragen uit de reserve en voorzieningen heeft opgenomen en bij een bank tegen een rentevergoeding onderbrengt. Feitelijk betaalt de afdeling Riolering dan alleen nog rente over de rekening courant. In het voorbeeld in de tabel: € 1.000 * 3,0% = € 30 (€ 300 rentelast over de activa -/- € 270 rentebaat op de reserve en voorzieningen (€ 9.000 * 3,0%)). Alternatief is dat de gemeente de gecalculeerde rente niet feitelijk toevoegt aan de reserves en voorzieningen, maar de bate gebruikt als dekking in de (totale) gemeentelijke exploitatie. Nadeel hiervan is dat de exploitatie gevoelig wordt voor de wijze waarop de gemeente heeft gefinancierd. Hoe meer zij financiert met vreemd vermogen, hoe lager de bespaarde rente en hoe minder (reserve)geld procentueel resteert voor exploitatietekorten. De Commissie BBV geeft aan dat het berekenen van rente over het eigen vermogen en de voorzieningen de berekening van de renteomslag onnodig ingewikkeld en minder transparant maakt. Bovendien wordt een fictieve bate gecreëerd. De Commissie BBV heeft daarom de aanbeveling gedaan om geen rente over de reserves en voorzieningen te berekenen. Toerekenen rente aan reserves en voorzieningen Als een gemeente wel rente over de reserves en voorzieningen berekent, mag zij met goedkeuring van de gemeenteraad altijd rente aan reserves toerekenen. Aan voorzieningen mag zij alléén rente toerekenen als zij deze labelt als voorzieningen die zij tegen contante waarde waardeert. Bij de opbouw van de voorziening houdt de gemeente er dan rekening mee dat betreffende spaarbedragen voor langere termijn zijn bedoeld en dat deze jaarlijks groeien dankzij de rente. De raad bepaalt of de gemeente rente aan reserves en/of voorzieningen toerekent. Een logische plaats om dit vast te leggen, is de gemeentelijke Financiële verordening. Het toerekenen van rente aan de rioolreserve en met name aan de rioolvoorzieningen verlaagt de rioolheffing (zie het voorbeeld in tabel C). Voor de vervanging van een deel van de riolering is € 20.000 nodig. Uitgaande van een opbouw van de vervangingsvoorziening in twintig jaar kan de gemeente bij het toerekenen van rente volstaan met een jaarlijkse inbreng vanuit de rioolheffing van € 745 in plaats van € 1.000. Het verschil wordt aangevuld door jaarlijks rente toe te rekenen aan de voorziening. Deze rentelast komt niet geheel ten laste van het taakveld riolering, maar vormt onderdeel van de totale rentelasten van de gemeente. Deze totale rentelast wordt via de via de renteomslag over alle taakvelden verdeeld. Slechts een klein gedeelte wordt daardoor toegerekend aan het taakveld riolering. In feite wordt de rentelast voor de rentetoevoeging aan de voorziening dan verdeeld over alle taakvelden, waardoor slechts een klein gedeelte ten laste van het taakveld riolering komt. Daarmee wordt dus ook slechts een klein gedeelte van de rentelast meegenomen in de berekening van de rioolheffing. Tabel C Opbouw vervangingsvoorziening met en zonder rentetoerekening (in euro's) Jaar Geen rentetoerekening Wel rentetoerekening Jaarlijkse inleg vanuit rioolheffing Saldo einde jaar Jaarlijke inleg vanuit rioolheffing Rente- toevoeging (3%) Saldo einde jaar 1 1.000 1.000 745 0 745 2 1.000 2.000 745 22 1.512 3 1.000 3.000 745 45 2.303 4 1.000 4.000 745 69 3.117 5 1.000 5.000 745 94 3.955 6 1.000 6.000 745 119 4.819 7 1.000 7.000 745 145 5.709 8 1.000 8.000 745 171 6.625 9 1.000 9.000 745 199 7.569 10 1.000 10.000 745 227 8.541 11 1.000 11.000 745 256 9.542 12 1.000 12.000 745 286 10.573 13 1.000 13.000 745 317 11.635 14 1.000 14.000 745 349 12.729 15 1.000 15.000 745 382 13.856 16 1.000 16.000 745 416 15.017 17 1.000 17.000 745 451 16.212 18 1.000 18.000 745 486 17.444 19 1.000 19.000 745 523 18.712 20 1.000 20.000 745 561 20.018 Rentelasten in het riooltarief Hierboven zijn de BBV-regels voor de toerekening van rentelasten aan de taakvelden, waaronder het taakveld riolering, toegelicht (renteomslag). De berekening van de renteomslag is een nogal technische, boekhoudkundige aangelegenheid. De Commissie BBV geeft aan dat de rentetoerekening aan de taakvelden niet leidend hoeft te zijn voor de rentelasten die de gemeente in het riooltarief meeneemt. Fiscaal juridisch gezien is het toegestaan om een redelijk deel van de rentelasten mee te nemen in de kostenopstelling die ten grondslag ligt aan de tariefberekening. Wat de gemeente een redelijk deel vindt, kan afwijken van de volgens het BBV toegerekende rente aan het taakveld riolering. Dit is bijvoorbeeld denkbaar in de situatie dat de gemeente een relatief grote voorraadpositie grondexploitaties heeft, waardoor nagenoeg alle rente aan de grondexploitaties wordt toegerekend. Om de aansluiting van de rente die de gemeente in de rioolheffing meeneemt met de begroting te behouden, adviseert de Commissie BBV om de afwijkende rente niet hoger te laten zijn dan de gemiddelde rente over de leningenportefeuille. Let op! Het hanteren van een ander rentepercentage voor de rioolheffing dan de renteomslag, is alleen van toepassing in de kostprijsberekening voor het riooltarief. De werkelijke toerekening van rentelasten aan het taakveld riolering moet wel altijd volgens de renteomslag plaatsvinden. De gemeente zal bij afwijking altijd een gedegen motivering moeten hebben, bij voorkeur juridisch getoetst. De juridische houdbaarheid van gemotiveerde afwijkingen zal uit de toekomstige jurisprudentie moeten blijken. Het is wel duidelijk dat de toerekening van (hoge) fictieve rentepercentages niet houdbaar is, omdat dit in strijd is met het principe van een maximaal kostendekkende (en dus op de werkelijke kosten gebaseerde) heffing. Wat een gemeente redelijk vindt, moet zij vervolgens wel volgens BBV-artikel 10 lid c gemotiveerd toelichten in de paragraaf lokale heffingen, waarin zij de beleidsuitgangspunten toelicht. Invloed financieringswijze op omvang rentelasten De omvang van de activa bepaalt de rentelasten van de geactiveerde riolering. Dit betekent dat hoe meer de gemeente activeert, hoe hoger de rentelasten zijn. Kiest uw gemeente voor het activeren en afschrijven van vervangen riolering, dan zijn de rentelasten het hoogst. Voor de inwoners staat hier tegenover dat de gemeente de afschrijvingslasten pas op een later moment in rekening brengt. Besluit uw gemeente om vooraf voor een vervangingsinvestering te sparen, dan brengt zij na de investering de voorziening in aftrek en resteert geen of slechts een beperkt investeringsbedrag. In dit geval ontbreken rentelasten of zijn ze laag. Inwoners hebben hiervoor ook in de jaren vóór de investering betaald in de vorm van een hogere rioolheffing. Kiest uw gemeente voor een ideaalcomplex, dan zijn er geen rentelasten. Jaarlijks zijn de vervangingsinvesteringen immers gelijk aan het bedrag voor vervanging dat zij heeft opgenomen in de rioolheffing. Inwoners betalen de investering dan in het jaar van investeren meteen af. Tabel D Gevolgen financieringswijze vervangingsinvesteringen voor lasten inwoner Varianten Rentelasten inwoner Inwoner betaalt investering Activeren en afschrijven Spaarbedragen in rioolheffing Ideaalcomplex hoog laag-nihil geen Jaarlijks gedurende gebruik Jaarlijks vooraf Geheel ineens op moment van investeren
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.