Realisatie

Planning Onderschat het voortraject (tot de gunning) in de planning niet. De inspanningen in het voortraject zijn afhankelijk van de beschikbaarheid en actualiteit van de basisinformatie over het rioolsysteem. Voor een aannemer is het belangrijk te weten in wat voor omgeving hij moet werken. Dit betekent dat van elke put waarin gewerkt moet worden een tekening en andere relevante informatie beschikbaar zijn. Meestal is deze informatie nog niet beschikbaar en is veldbezoek nodig om deze gegevens te verzamelen. Bundel de informatie bij voorkeur in een ‘puttenboek’, zodat deze ook gedurende het meetproject zelf toegankelijk is. De planning van het aanbestedings- en realisatietraject hangt af van de gekozen aanbestedingsvorm en de gevraagde functionaliteit van het telemetriesysteem en het meetnet. In het meest gunstige geval kan een meetnet vier tot zes weken na gunning van de opdracht operationeel zijn, inclusief het telemetriesysteem. Het gaat dan om systemen die bij leveranciers ‘op de plank liggen’. Hebt u meer eisen qua functionaliteit en omvang van het systeem, reken dan op twee tot zes maanden van gunning tot implementatie. Toezicht Zorg tijdens de aanleg van een telemetriesysteem voor toezicht. Bij voorkeur door een uiteindelijke gebruiker van het systeem, zodat die weet hoe het is gebouwd. Testen en oplevering Vóór de oplevering van het telemetriesysteem moet de leverancier (UAV-GC) of de gebruiker (UAV-TI) alle functies van het systeem testen. Dit is net zo belangrijk als het testen van de meetapparatuur zelf. Het is immers mogelijk dat de sensor wel correct meet, maar dat het telemetriesysteem de meetwaarden verkeerd inleest of verwerkt. Net als bij slecht werkende sensoren zijn onbetrouwbare data dan het resultaat. Voor het testen van de data-inzameling wordt het traject van sensor naar hoofdpost gevolgd. Bij elk onderstation moet hij nagaan of de datalogger de meetwaarde die de meetapparatuur aan-geeft ook juist registreert. Hiermee controleert hij of het systeem het uitgangssignaal van de sensor op een juiste manier converteert tot een (digitale) meetwaarde. Helaas is dit regelmatig niet het geval. Bijvoorbeeld doordat de conversiesoftware in de datalogger niet klopt met het ingestelde meetbereik van de sensor. Deze test kan het best plaatsvinden tijdens een kalibratie van een meetopstelling. Ook vergelijkt hij de meetwaarden die het systeem lokaal opslaat met de meetwaarden die de centrale database na inzameling registreert. Deze test sluit bijvoorbeeld uit dat de naamgeving van onderstations in de software van de hoofdpost is verwisseld. Synchronisatie is te testen door datum en tijd van een klok van een onderstation opzettelijk verkeerd in te stellen. Door de grote afwijking in datum en tijd is goed zichtbaar op welk moment het systeem synchroniseert. Bij de eerste overgang tussen zomer- en wintertijd moet de gebruiker in elk geval testen of dit goed gebeurt. Alarmering is te testen door het meten van een alarmsituatie te simuleren. Sommige meetinstru-menten hebben een simulatiefunctie. Ook sturing is met simulatie te testen. Duurbeproeving Sommige onderdelen (zoals opslag, validatie en rapportage) zijn pas na verloop van tijd te testen, omdat niet meteen voldoende meetgegevens beschikbaar zijn. De juiste werking van de interface en de overige functies van de hoofdpost zijn pas na te gaan als de gebruiker er enige ervaring mee heeft. Gebruik daarom de eerste maanden van een meetproject ook als een duurbeproeving van het telemetriesysteem. De uiteindelijke oplevering van het systeem is dan ná de duurbeproeving. Uiteraard moet u hierover vooraf met de leverancier afspraken maken.