Naar buiten: Klimaatadaptieve oplossingen in Enschede
In de rubriek ‘Naar buiten’ vertelt Hilde Niezen, directeur Stichting RIONED, dit keer over haar werkbezoek aan Enschede. Met de eerste wadi is Enschede voorloper op het gebied van klimaatadaptieve oplossingen. Op de fiets kreeg ze een rondleiding langs de vele voorbeelden die te zien zijn in de stad.

Op de eerste dag van de zomer zijn we te gast in Enschede. Voor mij een prettige treinrit naar het oosten, voor mijn drie collega’s een gezellig gezamenlijk autoritje. We ontmoeten elkaar in het stadskantoor, waar we vriendelijk ontvangen worden door Peter Dijkstra (teamleider openbare ruimte), Rik Meijer (beleidsadviseur), Koen Wagelaar (waterontwerper) en Lies Rubingh (communicatieadviseur).
Voordat we op de fiets de stad in gaan, neemt Peter ons mee in de geschiedenis van de stad. Enschede ligt op de Twentse Stuwwal, een ondoordringbare klei en leemlaag die bedekt is met een dunne zandlaag. Deze stuwwal zorgt voor hoogteverschillen tot zo’n 40 meter, en ook voor een interessante waterhuishouding met de nodige uitdagingen.
Eerste wadi van Nederland
In vroeger tijden stroomden 82 beken op de plek waar nu de stad Enschede ligt. Deze beken zorgden voor de afvoer van overtollig hemel- en grondwater, maar zijn in de loop der tijden bijna allemaal gedempt en vervangen door bebouwing en verharding. De eerste bewoners bouwden hun huis hoog en droog op de stuwwal, maar hoe groter de stad groeide, hoe meer huizen er verrezen in de lager gelegen, nattere delen. De groei van de stad Enschede was in de 19e en 20e eeuw vooral te danken aan textielindustrie. Deze industrie zorgde voor veel werkgelegenheid en trok veel mensen naar de stad. Voor de productie van textiel was veel water nodig, en dat was er in de lager gelegen gebieden volop. Het vele grondwater dat de textielindustrie oppompte hield de wijken droog, en het leek prima wonen onderaan de Twentse stuwwal. Toen de textielindustrie uit Nederland verdween en de fabrieken andere bestemmingen kregen werd het al snel duidelijk dat de stad Enschede een probleem met wateroverlast had. De gemeente is dan ook voorloper op het gebied van klimaatadaptieve oplossingen en legde in 1993 de eerste wadi van Nederland aan in de wijk Ruwenbos. Maar dat was nog maar het begin.De urgentie werd pas echt duidelijk in augustus 2010, toen de stad een piekbui van 150 mm te verwerken kreeg die bijna de helft van de stad onder water zette. Het veranderende klimaat maakt de kwetsbaarheid van Enschede alleen maar groter, de bui van 2010 maakte dit zichtbaar en voelbaar. De bui heeft voor een versnelling gezorgd in de aanpak. De versteende stad nam zich voor ruimte te gaan maken voor groen en water en een aantal van de verdwenen beken terug te brengen in de stad. We stappen op de fiets om te kijken hoe dit eruitziet.
Klimaatlabel verbeteren
Bij werkzaamheden in de stad heeft Enschede een simpele regel: de straat moet klimaatadaptiever worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt er een klimaatlabel bepaald, waarbij waterberging en groen in kaart worden gebracht. De werkzaamheden worden vervolgens zodanig vormgegeven dat het klimaatlabel verbetert. Voor alle nieuwbouw geldt: hoog vloerpeil, waterberging in het wegprofiel, en er komen regels voor groen en water op particulier terrein.Door deze slimme uitgangspunten te hanteren is de aandacht voor klimaatadaptatie verzekerd. Maar dat is nog niet alles. Op veel plekken in de stad wordt ruimte gemaakt voor ondergrondse en bovengrondse wateropvang. Nadat in 2007 al de Roombeek is teruggebracht in de stad wordt er nu hard gewerkt aan het terugbrengen van andere beken, zoals de Stadsbeek. Lies vertelt dat er veel draagvlak is voor deze maatregelen. Bewoners krijgen een groener uitzicht, de biodiversiteit is meetbaar verbeterd en er is zelfs vastgesteld dat woningen langs de nieuwe beek extra in waarde zijn gestegen.