We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Bij de inrichting of het beheer van bebouwd gebied hebt u te maken met eisen voor de drooglegging en de ontwatering om het risico op grondwateroverlast te beheersen. Hier vindt u een toelichting op de verschillende termen en op de wijze waarop gangbare parameters worden bepaald.
Drooglegging en ontwatering De drooglegging bepaalt hoeveel water de waterpartijen in het gebied kan bergen tot aan het stuwpeil of de insteek van het talud. De span class="definitio
Drooglegging en ontwatering De drooglegging bepaalt hoeveel water de waterpartijen in het gebied kan bergen tot aan het stuwpeil of de insteek van het talud. De ontwateringsdiepte Ontwateringsdiepte is de afstand tussen het grondoppervlak en de hoogste grondwaterstand tussen de ontwateringsmiddelen (opbolling). bepaalt de mate van bescherming tegen grondwateroverlast. De ontwateringsdiepte is niet gelijk aan de drooglegging, maar is afhankelijk van de opbolling tussen de ontwateringsmiddelen (het grondwaterpeil) (zie figuur A). Figuur A Principeschets ontwatering (Bron: Stichting RIONED)Vergroot afbeelding Opbolling Voor het ontwerp van drainage wordt vaak een afgesproken maatgevende intensiteit van neerslag aangehouden. De neerslagbelasting leidt tot een opbolling tussen de drains. De opbolling is het hoogteverschil tussen de waterstand in de ontwateringsmiddelen (watergang, drainageleiding) en de grondwaterstand tijdens een afvoersituatie. De opbolling is afhankelijk van de drainageafstand tussen de drainageleidingen, het verhardingspercentage, de aanvoer van neerslag, de maatgevende afvoer, de doorlatendheid van de bodem en de diepte van de ondoorlatende laag. Grondwaterformules.nl biedt praktisch toepasbare geohydrologische formules, ingedeeld naar stromingssituaties. Veel kennis op het vakgebied van de hydrologie is gebundeld in het Cultuurtechnisch vademecum (Vereniging voor Landinrichting) en het meer praktische en beknopte grondwaterzakboekje (B. Bot). Begraafplaatsen en ontwateringsniveau Volgens artikel 5 van het Besluit op de lijkbezorging moeten graven zich ten minste 30 cm boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bevinden. Omdat op het omhulsel een gronddekking van 0,65m komt, is dat ongeveer anderhalve meter onder maaiveld. Begraafplaatsen kunnen hiermee een bijzonder aandachtspunt zijn bij het vaststellen van het ontwateringsniveau. Doorlatendheid De doorlatendheid is het vermogen van de grond om water (en lucht) door te laten. Deze doorlatendheid, de afstand tussen de ontwateringsmiddelen en de ontwateringsnormen bepalen de draindiameter. De doorlaatfactor is een maat voor de doorlatendheid voor water en is te definiëren als de evenredigheidsfactor in de wet van Darcy voor grondwaterstroming. Doorlaatfactor bepalen De doorlaatfactor is op verschillende manieren te bepalen. Er zijn correlatieve en empirische methoden (gebaseerd op poriëngrootteverdeling van de grond), laboratoriummethoden (ongeroerde bodemmonsters) en veldmethoden. De empirische methode wordt het meest toegepast, waarvan de boorgatmethode weer de meest toegepaste methode is. Boorgatmethode De boorgatmethode is geschikt om de doorlaatfactor van het profielgedeelte onder de grondwaterstand te bepalen. Hiervoor wordt een boorgat gemaakt tot een bepaalde diepte onder de grondwaterstand, waarna de stijgsnelheid van het water wordt gemeten. Met de omgekeerde boorgatmethode is de doorlaatfactor te bepalen van bodemlagen die boven de grondwaterspiegel liggen. Hierbij wordt het boorgat gevuld met water, waarna de daalsnelheid van het water wordt gemeten of het toevoerdebiet dat nodig is om het water in het boorgat op hetzelfde niveau te houden. Meer informatie vindt u in het kennisbankonderdeel Doorlatendheidsonderzoek. Drainage-instelniveau Traditioneel ligt bij ontwerp en aanleg van drainage de onderkant van de drainageleiding op het niveau van de gewenste ontwatering. Steeds vaker worden drainageleidingen onder de laagste grondwaterstand aangelegd. Dit vermindert het risico op ijzerafzetting sterk, wat een positief effect heeft op het latere beheer en onderhoud. Het drainage-instelniveau wordt bij diepdrainage ingesteld in de putten (via een inloopniveau in de put of een overloopniveau naar de volgende leiding). Als de ontwateringsmiddelen niet vrij kunnen lozen in het open water, moeten deze worden voorzien van bemaling. In Nederland komt ook peilgestuurde drainage voor. Hierbij wordt het ontwateringsniveau dynamisch op peil gehouden via regelwerken. De grondwaterstroming in stedelijk gebied is complex. Dit komt door de vele invloeden, zoals verharding, beplanting, (verstoorde) bodemopbouw en ondergrondse infrastructuur. Hierdoor kan de grondwaterstand op een korte afstand sterk verschillen. Als het gewenste drainage-instelniveau lager is dan de stijghoogte in een lager watervoerend pakket, neemt bij aanleg van drainage de kwel toe. Ook bestaat de kans op het aantrekken van zout grondwater (in Laag Nederland). Voor ontwatering van stedelijk gebied hebt u inzicht nodig in het grondwatersysteem en de bodemopbouw op straatniveau. De pagina Grondwaterstroming op straatniveau gaat hierop nader in.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.