We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Het onderhoud van het rioolstelsel kent drie vormen: Lang cyclisch (groot) onderhoud Dit onderhoud bestaat voornamelijk uit het reinigen van het rioolstelsel en het onderhoud van pompen en gemalen. Technisch zijn de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden vooraf goed in te schatten en te plannen. Kort cyclisch (klein) onderhoud Dit is meer servicegericht onderhoud, zoals de afhandeling van klachte
Het onderhoud van het rioolstelsel kent drie vormen: Lang cyclisch (groot) onderhoud Dit onderhoud bestaat voornamelijk uit het reinigen van het rioolstelsel en het onderhoud van pompen en gemalen. Technisch zijn de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden vooraf goed in te schatten en te plannen. Kort cyclisch (klein) onderhoud Dit is meer servicegericht onderhoud, zoals de afhandeling van klachten, het verhelpen van storingen en kleine reparaties. Deze onderhoudsuitgaven hebben geen betrekking op meerdere jaren, maar komen wel jaarlijks terug. Incidenteel onderhoud Hoe goed en uitgebalanceerd de onderhoudsplanning ook is, er kunnen altijd afwijkingen zijn. Dit onverwachte onderhoud heet incidenteel onderhoud. Voorbeelden hiervan zijn een rioolbreuk of een plotselinge verzakking. De lasten van kort cyclisch en incidenteel onderhoud begroot de gemeente jaarlijks. De uitgaven komen in het onderhoudsjaar ten laste van het taakveld riolering in de jaarrekening. Kostentoerekening lang cyclisch onderhoud Voor de lasten van lang cyclisch onderhoud bestaan twee toerekeningsmogelijkheden: bij constante jaarlijkse uitgaven: in het onderhoudsjaar ten laste van de exploitatie brengen; bij sterk uiteenlopende jaarlijkse lasten: egalisatie via een onderhoudsvoorziening. Constante jaarlijkse uitgaven Een gemeente is niet verplicht om met een onderhoudsvoorziening te werken. Zij zou de onderhoudswerkzaamheden technisch zó kunnen plannen dat de hieruit voortvloeiende uitgaven op een constant peil blijven. Jaarlijks reinigt zij bijvoorbeeld een in omvang vergelijkbaar deel van het rioolstelsel. Omdat de uitgaven dan al egaal zijn verdeeld, heeft een voorziening voor de gelijkmatige uitgavenverdeling geen meerwaarde. Er ontstaan ook geen schommelingen in het riooltarief. De gemeente kan de uitgaven dan jaarlijks direct als kosten meenemen. In tabel A ziet u een voorbeeld van deze eenvoudige methode (ook wel ‘ideaalcomplex’). Tabel A Voorbeeld ideaalcomplex bij constante jaarlijkse uitgaven (in euro's) Jaar van uitgave Hoogte verwachte uitgave Jaarlijks begrote onderhoudslast 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 (Sterk) uiteenlopende jaarlijkse lasten Als de uitgaven aan groot onderhoud jaarlijks (sterk) uiteenlopen, ligt het werken met een onderhoudsvoorziening wel voor de hand. Stel dat de gemeente jaarlijks de daadwerkelijke lasten in het riooltarief zou opnemen, dan zou dat tot te grote schommeling van de heffing leiden. In tabel B ziet u een voorbeeld van de vorming van een onderhoudsvoorziening voor groot onderhoud. Tabel B Vorming onderhoudsvoorziening bij (sterk) uiteenlopende jaarliijkse lasten (in euro's) Jaar Onderhoudslast Uitvoering groot onderhoud Mutatie voorziening onderhoud Omvang voorziening onderhoud 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 5.000 5.000 5.000 5.000 -/- 20.000 (+5.000 -/- 25.000) 5.000 5.000 5.000 10.000 15.000 20.000 nihil 5.000 10.000 De gemeente rekent de kosten toe aan de jaren vóórdat de uitgaven plaatsvinden. Op de gemeentelijke balans komen deze kosten tot uitdrukking in een 'spaarpot' op de creditzijde. Hierbij is het de vraag of het gaat om een reserve of een voorziening (zie het kader hieronder). Onderhoudsvoorziening of -reserve? Art 44 lid 1 BBV bepaalt dat een gemeente voorzieningen vormt voor kosten die zij in een volgend begrotingsjaar zal maken. Voorwaarden daarbij zijn dat: het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of een voorafgaand begrotingsjaar; en de voorziening is bedoeld om lasten gelijkmatig over meerdere begrotingsjaren te verdelen. Spaarbedragen opgenomen in de rioolheffing - Voorziening Spaarbedragen uit algemene middelen - Voorziening Hier komt bij dat een gemeente geen reserve mag vormen uit de bijdragen die zij heeft verwerkt in de raming van het rioolheffingstarief. Dan is altijd sprake van een voorziening. De gedachte hierachter is dat de rioleringsbijdrage van de inwoner ook haar bestemming moet houden. Als de gelden die de gemeente heeft opgehaald met de rioolheffing onvoldoende zijn om het groot onderhoud te dekken en B&W besluit dit tekort uit de algemene middelen te dekken, dan komen ook deze bedragen in een (onderhouds)voorziening op basis van artikel 44 lid 1c BBV. (Uitzondering op de inzet van algemene middelen, omdat een ingestelde onderhoudsvoorziening altijd toereikend moet zijn.) Stellige uitspraken commissie BBV Over het opzetten van een onderhoudsvoorziening heeft de commissie BBV enkele stellige uitspraken gedaan (zie het kader hieronder). Stellige uitspraken commissie BBV over onderhoudsvoorziening Voorzieningen die vooraf worden gevormd om lasten van groot onderhoud gelijkmatig te verdelen over meerdere begrotingsjaren, kunnen alleen met instemming van de raad ingesteld en gevoed worden op basis van een recent beheerplan. Onder recent beheerplan wordt een beheerplan verstaan van maximaal vijf jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Deze vijf jaar dient te worden gehanteerd als richttermijn waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een gemotiveerde afwijking houdt in dat deze motivatie is geautoriseerd door de raad en verantwoord is in de paragraaf ‘Onderhoud kapitaalgoederen’ van de begroting en de jaarstukken. Tussentijdse bijstelling van het beheerplan binnen de vijf jaar is verplicht, indien een belangrijke afwijking is opgetreden in de staat van het onderhoud. Indien de voorziening onderhoud (artikel 44, lid 1c BBV) onvoldoende is onderbouwd in het GRP, komen deze gelden niet in een reserve maar in de voorziening riolering ex. artikel 44, lid 2 BBV. De stellige uitspraken in het kader betekenen in de praktijk dat de gemeente plannen die aan de basis liggen voor de berekening van de voorziening jaarlijks moet toetsen. Hierbij moet zij nagaan of de plannen nog steeds de juiste en volledige situatie weergeven en of de prijzen nog in overeenstemming zijn met de realiteit. Vanzelfsprekend gaat deze jaarlijkse toetsing niet zó ver dat de gemeente bij het vormen van voorzieningen het GRP jaarlijks moet actualiseren. Het gaat erom dat de gemeente bij actuele informatie over plannen en/of prijzen die vraagt om een aanpassing van de voorziening, niet wacht met aanpassing tot zij aan de periodieke herziening van het GRP toe is. In de praktijk komt het voor dat gemeenten de onderhoudsvoorziening vrij (moeten) laten vallen. Meestal gebeurt dat omdat zij geen recent beheerplan hebben. Op basis van de laatste van de stellige uitspraken in het kader is het niet (meer) toegestaan om de vrijgevallen middelen uit de onderhoudsvoorziening (tijdelijk) in een bestemmingsreserve riolering te storten. Het BBV biedt alleen de mogelijkheid om onderhoudslasten structureel te egaliseren via een voorziening. Gemeenten kunnen onderhoudslasten dus niet structureel via een bestemmingsreserve egaliseren. Als een gemeente onderhoudslasten ten laste van de exploitatie brengt, kan zij deze onderhoudslasten (net zoals alle andere lasten) bij resultaatbestemming vanuit een daartoe gevormde (bestemmings)reserve dekken. Maar dan is geen sprake van egalisatie van lasten groot onderhoud over meerdere begrotingsjaren zoals het BBV bedoelt. Actuele technische inventarisatie Het inschatten van de toekomstige verplichting(en) kent twee aspecten: een hoeveelheids- en een prijsaspect. Daarom moet een gemeente inzicht hebben in: wanneer zij welke onderhoudswerkzaamheden moet uitvoeren; wat de kosten van de onderhoudswerkzaamheden zijn; aan welke perioden zij de onderhoudskosten toerekent. De gemeente krijgt dat inzicht alleen op basis van een technische inventarisatie. Zonder zo’n (actuele) technische inventarisatie kan zij het vormen van een onderhoudsvoorziening bedrijfseconomisch niet verantwoorden. Bovendien is die vorming dan in strijd met het BBV. Dit kan tot problemen leiden bij de controle van de jaarrekening door de accountant. Meer informatie De lineaire methode of de contantewaardemethode Onderhoudsvoorziening bij gefaseerd opgebouwd rioolstelsel Nadere eisen voorziening riolering Onderscheid onderhoud en vervanging
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.