Eén rekenmodel voor alles bestaat niet
Welk rekenmodel u gebruikt om het hydraulisch functioneren van een stedelijk watersysteem te berekenen, is afhankelijk van het type (deel)systeem en het rekendoel. ‘Hét rekenmodel’ bestaat niet (meer). Het nieuwe kennisbankonderdeel ‘Modelleren hydraulisch functioneren’ helpt u op weg.
Eén rekenmodel voor alles bestaat niet
Het nieuwe onderdeel ‘Modelleren hydraulisch functioneren’ van de Kennisbank Stedelijk Water vervangt de oude leidraadmodule C2100. Hiermee kunt u het gehele scala aan infrastructuren modelleren waaruit een stedelijk watersysteem kan bestaan. Naast (natuurlijk) hemelwater- en vuilwaterstelsels kunnen dat bijvoorbeeld groene daken, persleidingen en infiltratievoorzieningen zijn. Al deze (deel)systemen werken heel verschillend, dus het functioneren kunt u niet zomaar met één en hetzelfde model berekenen. Daarnaast maakt de kennisbank onderscheid in het doel van de berekeningen. Want als u de emissie via een riooloverstort wilt berekenen, stelt dat andere eisen aan het rekenmodel dan wanneer u een stresstest wateroverlast wilt uitvoeren.

Voorbeeld emissie riooloverstort
De jaarlijkse emissie via de riooloverstorten kunt u met een neerslagreeks en een rioleringsmodel berekenen (zie figuur A). Het inloopmodel dat u hierbij gebruikt, vertaalt de gevallen neerslag naar inloop in het rioolstelsel. Dit inloopmodel verwerkt de tijd die een regendruppel nodig heeft om in het rioolstelsel te belanden. Ook is bij een reeksberekening cruciaal dat het model rekening houdt met de verdamping van water dat achterblijft in plassen na de bui, zodat deze oppervlakteberging bij de volgende bui weer deels of volledig beschikbaar is.

Voorbeeld stresstest wateroverlast
Bij een maaiveldmodel met rioleringsmodel (zie figuur B), dat u kunt gebruiken voor de stresstest, valt het hemelwater rechtstreeks op een 2D-maaiveldmodel en vindt het zijn weg, al dan niet naar het rioolstelsel via een kolk of put. Bij deze combinatie van rekenmodellen is het maaiveldmodel in de plaats van het inloopmodel gekomen en neemt u de afstromingsvertraging niet meer als aparte parameter op. Die vertraging wordt immers door het maaiveldmodel berekend. Omdat u stresstestmodellen meestal alleen gebruikt voor een gebeurtenisberekening, hoeft u de verdamping niet mee te nemen.
Invoergegevens en gegevenskwaliteit
De verschillende modelconcepten vragen elk om andere invoergegevens met vaak ook een andere gegevenskwaliteit. Zo kunt u in een rioleringsmodel voor een emissieberekening de jaaremissie vrij goed berekenen door in het model alleen het aangesloten verharde oppervlak mee te nemen en standaardinloopparameters te gebruiken. Voor een maaiveldmodel met rioleringsmodel voor de stresstest hebt u een digitaal terreinmodel nodig waarin u alle aanwezige oppervlakken opneemt, met per oppervlak de afstromingsparameters die van toepassing zijn. Met andere woorden, de inventarisatie van het afvoerende oppervlak, de modelparameters en het gebruikte rekenmodel vormen een uitgebalanceerd geheel. Hierin kunt u niet zomaar een onderdeel vervangen zonder gevolgen voor de bruikbaarheid of betrouwbaarheid van de rekenresultaten.
Juiste modelconcept selecteren
Het is dus belangrijk dat u een modelconcept kiest dat het best past bij uw stedelijk watersysteem en bij de vraag die u wilt beantwoorden. De filterhulp in de kennisbank helpt u bij de selectie van het meest geschikte modelconcept.
Meer informatie over de verschillende modelconcepten vindt u in het artikel Modelconcepten kiezen en documenteren uit RIONEDnieuws van februari 2020.