Neerslag

De neerslag is te meten met neerslagmeters of af te leiden uit radarbeelden. Neerslagmeters hebben een relatief grote nauwkeurigheid, maar geven slechts informatie over één punt. Het gemeten volume is niet representatief voor een groter gebied. Bij een gelijkmatige bui over een groter gebied is een (punt)neerslagmeting representatiever dan bij een lokale onweersbui. Neerslagmeters kwetsbaar Nauwkeurige registratie van neerslaggegevens is essentieel. Maar een neerslagmeter is kwetsbaar. De praktijk leert dat veel neerslagmeters niet goed (blijven) werken. Voor het meetresultaat is juiste plaatsing van de meter erg belangrijk en een regelmatige controle en onderhoud noodzakelijk (zie Meetprincipes en -apparatuur). Het gebruik van radarbeelden is in opkomst. De resolutie van radarbeelden is recent sterk verfijnd naar een grid van 1 x 1 km2. In principe is het mogelijk om elke vijf minuten over actuele waarden te beschikken. Maar het punt is dat neerslagwaarnemingen van grondstations de originele radarwaarnemingen moeten corrigeren. Voor een voldoende nauwkeurig landelijk dekkend beeld zijn er nog te weinig officiële stations. Het streven is het aantal grondstations uit te breiden. Neerslagmeters versus radarbeelden Een neerslagmeter geeft per definitie een nauwkeuriger resultaat dan een radarbeeld op een punt in een gebied. Radar geeft een nauwkeuriger vlakdekkend beeld. Belangrijkste vraag is hoe de voor- en nadelen van beide technieken tegen elkaar opwegen bij het meten van de hoeveelheid neerslag als belasting van een rioolstelsel. Veel meetprojecten gaan (vooralsnog) uit van neerslagmeters. Bij het verifiëren van berekeningen van het functioneren moet u uitgaan van situaties met gelijkmatig gevallen buien. Of een geregistreerde bui (min of meer) gelijkmatig over een gebied is gevallen, kunt u nagaan met (historische) radarbeelden via internet (www.buienradar.nl). Samenvatting meetpunten De keuze van het aantal neerslagmeters in een gebied is vaak een lastige afweging. Het opstellen van een neerslagmeter is niet eenvoudig en het beheer is kostbaar. Een vuistregel is één meetstation per 3 - 4 km2. Het plaatsen van één neerslagmeter maakt een meetnet kwetsbaar. Een storing betekent meteen verlies van essentiële informatie. Met een reservemeter beperkt u de kans hierop en kunt u bovendien op twee locaties (verschillen) meten. Plaats neerslagmeters bij voorkeur zo centraal mogelijk in een meetgebied. Gebruikt u meerdere meters in een gebied? Plaats deze dan in (de buurt van) de grootste bemalingsgebieden. Meet de neerslag bij voorkeur zo nauwkeurig mogelijk.