We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
De wijze van monstername is een zeer belangrijke bepalende factor voor de kwaliteit van het onderzoek.
Bij de monstername spelen de volgende aandachtspunten een rol: Locatie De monstername moet plaatsvinden op een representatieve locatie in het riool. Dat is een locatie waar de afvalwaterstroom zo volledig mogelijk gemengd is en het afvalwater zo turbulent mogelijk is. Principe Voor de monstername staan drie principes ter beschikking: steekmonster (concentratie steekm
Bij de monstername spelen de volgende aandachtspunten een rol: Locatie De monstername moet plaatsvinden op een representatieve locatie in het riool. Dat is een locatie waar de afvalwaterstroom zo volledig mogelijk gemengd is en het afvalwater zo turbulent mogelijk is. Principe Voor de monstername staan drie principes ter beschikking: steekmonster (concentratie steekmonster is buiconcentratie). Dit is de meest gebruikte methode bij de huidige getallen in de STOWA-regenwaterdatabase. tijdproportionele monstername (concentratie van mengmonster is buiconcentratie); debietproportionele monstername (het monstervolume is lineair gerelateerd aan het debiet; de concentratie van het mengmonster is de buiconcentratie). Om pragmatische redenen kunt u het best tijdproportioneel bemonsteren met een zo hoog mogelijke meetfrequentie. Hiervoor zijn in de literatuur diverse praktische aanwijzingen te vinden (zie CIW/CUWVO 1998: meten en bemonsteren van afvalwater en NEN 6600-1:2009 Water-Monsterneming – Deel 1: afvalwater). Overigens zijn deze aanwijzingen vooral gebaseerd op afvalwater-stromen met een niet zeer variabel debiet, in tegenstelling tot de variabiliteit die voorkomt tijdens buien bij uitlaten en overstorten. Procedure NEN 6600-1 geeft een standaardwerkwijze voor de monstername. Over het algemeen kunt u de aanwijzingen uit NEN 6600 1:2009 volgen. Maar houd bij de volgende afwijkende punten bij voorkeur onderstaande werkwijze aan: Monstername treedt in werking op basis van debietmeting (of eventueel afgeleid debiet uit niveaumeting). Monstername vindt tijdproportioneel plaats met een frequentie van één keer per minuut. Monsternamevolume bedraagt 100 ml met een maximale afwijking van ± 2,5%. Bij een afwijking van de meetfrequentie (bijvoorbeeld twee keer per minuut of één keer per twee minuten) moet u het monsternamevolume zodanig aanpassen, dat u nog steeds 100 ml/minuut bemonstert. Zo komt ook bij kortdurende buien voldoende monster beschikbaar. Gezien de hoge variabiliteit van de concentraties tijdens buien is een lagere meetfrequentie dan één keer per twee minuten af te raden. Gebruik bij monstername bij een overstort van een gemengd stelsel een verzamelvat van minimaal 40 liter. Hiermee kunt u met het omschreven monsternamevolume een overstorting met een duur van ruim zes uur bemonsteren. Het gebruik van een verzamelvat voorkomt fouten door het opmengen van losse monsterflessen. Bij een verzamelvat van minimaal 40 liter moeten conform de arbovoorwaarden voorzieningen aanwezig zijn om het vat te ledigen zonder te tillen. Rust de monsternamekast bij een regenwateruitlaat uit met vier flessen van minimaal 18 liter. De keuze voor vier flessen is pragmatisch om ook opeenvolgende buien te kunnen bemonsteren volgens dit monsternameschema: elke minuut monster nemen, waardoor bij kleine kortdurende buien (een uur) al voldoende bemonsteringswater in de flessen komt voor analyse. Bij een uur continue neerslag komt er 6 liter in de monsterflessen; zodra fles vol zit (dus na minimaal 3 uur) overschakelen naar volgende fles. Hetzelfde na 6 uur en 9 uur; na een periode van 5 uur zonder afvoer doorschakelen naar een nieuwe fles. Dit houdt in dat na een periode van 5 uur in deze definitie een nieuwe bui begint. Tijdens stroming door de aanvoerende leiding neemt u bij een randvoorziening gelijktijdig tijdproportionele monsters voor en na de randvoorziening. Sla monsters op in een monsterkoelunit die de temperatuur in de monsterflessen tussen de 0 ºC en 4 ºC houdt. Haal monsters binnen 24 uur na de bui op en verwerk ze conform NEN-EN-ISO 5667 Water - Monsterneming - Deel 3: Richtlijn voor de conservering en behandeling van watermonsters.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.