We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Als u het meetdoel hebt geformuleerd, gaat u aan de slag met de meetopzet. Hierbij maakt u keuzes in wat u gaat meten, op welke locatie(s), met welke nauwkeurigheid, hoeveel, hoe vaak en hoe lang. Deze keuzes hangen met elkaar samen en moeten onderling consistent zijn.
Hier leest u wat elke keuze inhoudt en waarom u een gekozen meetopzet eerst moet toetsen voordat u daadwerkelijk gaat meten: Welke variabelen?: Wát u gaat meten, is afhankelijk van uw meetdoel. Wilt u inzicht in het hydraulisch functioneren, dan meet u hoeveelheden, zoals neerslag, waterstand, stroomsnelheid en
Hier leest u wat elke keuze inhoudt en waarom u een gekozen meetopzet eerst moet toetsen voordat u daadwerkelijk gaat meten: Welke variabelen?: Wát u gaat meten, is afhankelijk van uw meetdoel. Wilt u inzicht in het hydraulisch functioneren, dan meet u hoeveelheden, zoals neerslag, waterstand, stroomsnelheid en debiet. Wilt u inzicht in waterkwaliteit, dan meet u concentraties verontreinigende stoffen in het water of indicatoren daarvan. Welke locaties?: Bij de keuze van meetlocaties spelen praktische aspecten een rol, zoals bereikbaarheid en veiligheid. Daarnaast moet u een balans vinden tussen onzekerheid en kosten. Meer meetlocaties leveren meer informatie, maar vergen ook meer inspanning en kosten. Het aantal meetlocaties moet dus precies groot genoeg zijn om voldoende informatie op te leveren voor uw meetdoel. Welke nauwkeurigheid?: Hoe nauwkeurig de meetgegevens moeten zijn, volgt uit het meetdoel. De meetinstrumenten, de meetperiode en het aantal meetlocaties moeten passen bij die meetnauwkeurigheid. Welk meetbereik?: Welk meetbereik u kiest, is afhankelijk van welke informatie u wilt hebben (het meetdoel) en het karakteristieke 'gedrag' (de dynamiek) van wát u meet (de variabele). Welke frequentie?: De keuze van de meetfrequentie (hoe vaak per minuut, uur of dag) of, andersom benaderd, het meetinterval (hoeveel seconden, minuten, uren tussen opeenvolgende metingen) hangt vooral af van de dynamiek van de te meten variabele. Hoe loggen?: Als u meet met een sensor en een datalogger bepaalt de wijze van loggen (momentaan, gemiddeld, cumulatief) mede welke informatie de gegevens bevatten. Welke meetperiode?: Wanneer en hoe lang u gaat meten, is afhankelijk van uw meetdoel én van de dynamiek van de te meten variabele. Meerdere mogelijkheden: Er is niet één goede meetopzet, vaak kunt u op verschillende manieren antwoord op uw onderzoeksvraag krijgen. Een andere meetopzet kan leiden tot andere keuzes in onder meer meetlocaties, variabelen en meetnauwkeurigheid. Soms pakt een alternatieve meetopzet goedkoper uit. Hier vindt u enkele voorbeelden. Praktische toets en vastleggen in meetplan: Als u een meetopzet voor ogen hebt, toetst u of deze praktisch voldoet om uw meetdoel te realiseren. Denk aan (on)bereikbaarheid van locaties of beperkingen van bepaalde meettechnieken. Voldoet de meetopzet niet, dan moet u deze bijstellen. Voldoet de meetopzet wel, dan legt u alle keuzes vast in een meetplan. Bij Voorbeelden meetopzet vindt u voorbeelden van verschillende meetnetten voor diverse meetdoelen, waarbij blijkt hoe de keuzes voor variabelen, meetlocaties, het meetbereik, de meetfrequentie, de meetperiode en de nauwkeurigheid eruit kunnen zien.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.