We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Als bij wateroverlastberekeningen op een oppervlak water op straat ontstaat, modelleert u de waterbeweging over het oppervlak met een hydrodynamische beschrijving.
Via straatkolken kan zich tussen het maaiveld en het onderliggende systeem water uitwisselen. Na de bui – zodra het waterpeil via bijvoorbeeld het rioolsysteem is gedaald tot beneden maaiveldniveau – berekent u de inloop weer met het standaard inloopmodel. Dit laatste betreft het 'verdwijnen' van plassen via verdamping en infiltratie. Voor oppervlakken waar geen water op komt te staan, berekent u de inlo
Via straatkolken kan zich tussen het maaiveld en het onderliggende systeem water uitwisselen. Na de bui – zodra het waterpeil via bijvoorbeeld het rioolsysteem is gedaald tot beneden maaiveldniveau – berekent u de inloop weer met het standaard inloopmodel. Dit laatste betreft het 'verdwijnen' van plassen via verdamping en infiltratie. Voor oppervlakken waar geen water op komt te staan, berekent u de inloop met het standaardinloopmodel. Het is dus van belang om tijdens wateroverlastberekeningen goed bij te houden welk oppervlak onder welk 'regime' valt. Als u niet zeker weet hoe de software die u toepast met het 'in-en uitschakelen' van het inloopmodel omgaat, dan wordt aanbevolen om bij wateroverlastberekeningen geen standaard inloopmodel toe te passen voor oppervlakken die potentieel overstroomd kunnen worden, maar deze door te rekenen met een maaiveldmodel. Maaiveldmodel met rioleringsmodel Bij een maaiveldmodel met rioleringsmodel is geen sprake van een apart inloopmodel. Een maaiveldmodel zet zelf in elke gridcel de gevallen neerslag om in afvoer over het maaiveld naar de naastgelegen gridcel, infiltratie naar de bodem, initieel verlies door bevochtiging of berging in plassen. Al met al is het inloopproces in wateroverlastsimulaties vrij gecompliceerd: zolang er geen 'water op straatdefinitie Water op straat' optreedt, kunt u het standaard inloopmodel gebruiken voor alle oppervlakken; zodra 'water op straat' optreedt, rekent u voor die oppervlakken hydrodynamisch en vormt de neerslag een 'debietrandvoorwaarde', voor de overige oppervlakken geldt het standaard inloopmodel. in situaties waarin daken niet rechtstreeks in het riool lozen maar via bijvoorbeeld voortuin, trottoir of wegoppervlak, kunnen gemengde situaties ontstaan. Hierin geldt voor het dak het inloopmodel. De belasting van het dak is óf de invoer voor het inloopmodel van het ontvangende oppervlak óf (bij 'water op straat') de invoer voor het hydrodynamische maaiveldmodel. De parameterwaarden voor de oppervlakteberging in een maaiveldmodel zijn lager dan in standaard inloopmodel, omdat (een deel van) de oppervlakteberging al automatisch meekomt in het gebruik van het maaiveldmodel. Lokale laagtes in het maaiveldmodel zorgen voor plasvorming, dus oppervlakteberging, in het model. Hoe fijner het grid van het maaiveldmodel, hoe groter de kans dat ook kleine lokale hoogteverschillen leiden tot plasvorming. Heel kleine kuilen en gaten in de grond 'ziet' het maaiveldmodel niet. De 5 mm oppervlakteberging die u aanhoudt voor onverharde oppervlakken is bedoeld om de 'micro' berging of subgrid-berging in rekening te brengen. De te gebruiken modelparameterwaarden vindt u op de pagina Defaultwaarden inloopparameters.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.