We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Soms volstaat een indicatieve bepaling van de doorlatendheid. Als u alleen wilt weten of een bodem slecht, matig, goed of zeer goed doorlatend is, dan kunt u dit indicatief (laten) bepalen. Hiervoor bestaan verschillende methoden: korrelverdelingsanalyse; boorbeschrijving/veldinschatting; sondering. Indirecte bepaling doorlatendheid
Soms volstaat een indicatieve bepaling van de doorlatendheid. Als u alleen wilt weten of een bodem slecht, matig, goed of zeer goed doorlatend is, dan kunt u dit indicatief (laten) bepalen. Hiervoor bestaan verschillende methoden: korrelverdelingsanalyse; boorbeschrijving/veldinschatting; sondering. Indirecte bepaling doorlatendheid beschrijft deze drie methoden. Een ervaren boormeester kan de doorlatendheid in het veld inschatten. Ook is op basis van de resultaten van een sondering de doorlatendheid in te schatten. Bij een korrelverdelingsanalyse is een indicatie van de doorlatendheid met behulp van een grondmonster te bepalen. Dit is nauwkeuriger dan een veldinschatting, maar minder nauwkeurig dan een (ex-situ of in-situ) doorlatendheidsmeting, omdat de gelaagdheid van het bodemmateriaal buiten beschouwing wordt gelaten. Een indicatieve bepaling van de doorlatendheid kan handig zijn in de fase van systeemkeuze (zie Strategie en opzet doorlatendheidsonderzoek voor de verschillende fasen van het (voor)onderzoek). Als de bodem uit grind of grof zand zonder bijmenging bestaat, is de doorlatendheid meer dan 10 m/d. In de fase van systeemkeuze kan bij een dergelijke bodemopbouw een indicatieve bepaling volstaan. Als u alleen wilt weten of een bodem wel/niet geschikt is voor infiltratie, dan is een boorbeschrijving met veldinschatting of het inschatten van de doorlatendheid uit een sondering voldoende. Ook bij de vraag of de aanleg van drainage zinvol is, kunt u volstaan met een indicatie van de doorlatendheid. Als de bodem uit matig grof zand met weinig bijmenging bestaat, is de doorlatendheid meer dan 5 m/d, maar misschien minder dan 10 m/d. Wilt u alleen weten of een bodem wel/niet geschikt is voor infiltratie, dan kunt u (afhankelijk van het bodemmateriaal) volstaan met een korrelverdelingsanalyse. In dat geval is een exacte bepaling van de doorlatendheid niet nodig. Houd er wel rekening mee dat deze analyse de invloed van gelaagdheid in de bodem niet meeneemt, terwijl dit een grote invloed kan hebben (zie Doorlatendheid van de bodem). Is een inschatting van de doorlatendheid kleiner dan 5 m/d, dan kunt u het best een directe doorlatendheidsbepaling (laten) uitvoeren.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.