We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Onder de Omgevingswet is voor het graven in verontreinigde bodem onderscheid gemaakt tussen graven in niet sterk verontreinigde grond en graven in sterk verontreinigde grond.
Milieubelastende activiteiten voor graven in de bodem in het Bal In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn er voor graven in verontreinigde bodem twee milieubelastende activiteiten opgenomen: het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit (par. 3.2.21 Bal); het graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewa
Milieubelastende activiteiten voor graven in de bodem in het Bal In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn er voor graven in verontreinigde bodem twee milieubelastende activiteiten opgenomen: het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit (par. 3.2.21 Bal); het graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit (par. 3.2.22 Bal). Voorafgaand bodemonderzoek Wanneer u riolering wilt aanleggen, moet u er rekening mee houden dat op het traject waar u de riolering wilt aanleggen, bodemverontreinigingen kunnen voorkomen. Stel daarom vóór de aanleg van riolering door middel van bodemonderzoek de bodemkwaliteit op het traject vast, om verrassingen te voorkomen. Bodemonderzoek maakt zorgvuldig graven mogelijk, doordat onderscheid gemaakt kan worden in partijen van verschillende bodemkwaliteit. Ook kan op grond van het bodemonderzoek bepaald worden welke activiteit van toepassing is. Als uit het bodemonderzoek blijkt dat de interventiewaarde bodemkwaliteit voor één of meer stoffen wordt overschreden, dan gelden de regels voor het graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde. Het voorafgaande bodemonderzoek is niet nodig in geval van een spoedreparatie aan vitale ondergrondse infrastructuur. Het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit Voor de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit' geldt geen vergunningplicht. Voor deze activiteit gelden algemene rijksregels uit het Bal. Bij de ontgrondingsactiviteit kan wél sprake zijn van een vergunningplicht. De milieubelastende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit' wordt in paragraaf 3.2.21 van het Bal aangewezen. Niet alleen het graven in de bodem valt onder de milieubelastende activiteit. Ook de volgende handelingen vallen onder deze activiteit: het zeven van de uitgegraven grond op dezelfde locatie; het tijdelijk opslaan van de grond tijdens het graven; deze tijdelijke opslag vindt plaats voordat de grond weer teruggaat in de bodem, of voordat afvoer naar een andere plek plaatsvindt; het terugplaatsen van de grond na het tijdelijk uitnemen. Het gaat hierbij om grond als bedoeld in art. 1 Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Criteria voor het graven Graven valt alleen onder de milieubelastende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit' als: de kwaliteit van de bodem onder of gelijk is aan de interventiewaarde bodemkwaliteit; het bodemvolume waarin het graven plaatsvindt meer is dan 25 m3; het graven plaatsvindt in de landbodem of in de zogenoemde droge(re) oevergebieden van de waterbodem. Het graven in de waterbodem valt er niet onder. Interventiewaarde bodemkwaliteit De interventiewaarde bodemkwaliteit is een waarde voor bodemverontreiniging waarboven mogelijke risico's bestaan voor mens, plant of dier. Deze waarden staan voor verschillende stoffen vermeld in bijlage IIA van het Bal. Regels uit het Bal Voor graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit is art. 4.119 Bal van toepassing. Gegevens en bescheiden Ten minste een week voor de start van de werkzaamheden verstrekt de initiatiefnemer de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag: algemene gegevens; specifieke gegevens voor deze activiteit: de begrenzing van de locatie; de verwachte startdatum van de activiteit; de verwachte duur van de activiteit. Als de begrenzing van de locatie of de startdatum wijzigt, dan informeert de initiatiefnemer het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk over deze wijziging. Deze informatieplicht voorafgaand aan de activiteit geldt niet als: uitsluitend sprake is van het tijdelijk uitnemen van grond; het graven nodig is vanwege een spoedreparatie aan vitale infrastructuur, bijvoorbeeld het herstellen van gas- of waterleidingen in geval van lekkages of het herstellen van een kabelbreuk. Zorgvuldig graven: gescheiden houden van verschillende kwaliteiten Bij het graven, terugplaatsen of afvoeren van grond moeten partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen gescheiden blijven. De indeling van partijen van verschillende kwaliteitsklassen volgt uit het voorafgaande bodemonderzoek. Gescheiden ontgraven is van belang om vermenging van verschillende kwaliteiten grond te voorkomen. Tijdelijke opslag van vrijkomende grond Soms wordt de grond op de ontgravingslocatie tijdelijk opgeslagen. De partijen van verschillende kwaliteitsklassen die bij het ontgraven gescheiden zijn, moeten ook bij de tijdelijke opslag gescheiden blijven. Bijvoorbeeld door tussen de partijen enige afstand te houden of een fysieke scheidingswand aan te brengen. De grond mag niet langer worden opgeslagen in de directe nabijheid van de ontgravingslocatie dan uiterlijk acht weken na de beëindiging van het graven. Na deze termijn moet de grond in principe afgevoerd zijn. Wanneer grond langer wordt opgeslagen op dezelfde locatie, is sprake van de activiteit 'opslaan van grond of baggerspecie'. Dan gelden er andere algemene rijksregels, namelijk de regels voor de activiteit 'opslaan van grond of baggerspecie'. Tijdelijke uitname Het is toegestaan om de ontgraven grond na afloop van het werk weer terug te plaatsen in de oorspronkelijke bodem. In dat geval gelden niet de regels voor het toepassen van grond en baggerspecie, maar alleen de regels voor deze activiteit. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: De grond heeft geen bewerking ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal. Het terugplaatsen van de grond vindt plaats op of nabij het ontgravingsprofiel. De aanduiding 'op of nabij' geeft aan dat er enige speelruimte is, waarbij de afbakening van geval tot geval kan verschillen. Het terugplaatsen van de grond vindt plaats onder dezelfde omstandigheden als waaronder de grond is ontgraven. Er is bijvoorbeeld geen sprake van terugplaatsen onder dezelfde omstandigheden als grond van boven de grondwaterspiegel wordt teruggeplaatst naar onder de grondwaterspiegel (of omgekeerd). Overige regels en voorschriften Niet alle regels voor het graven in bodem met een kwaliteit onder de interventiewaarde bodemkwaliteit staan in het Bal. Er kunnen hiervoor ook regels staan in: het omgevingsplan van de gemeente, bijvoorbeeld over archeologische monumenten; de omgevingsverordening van de provincie, bijvoorbeeld over ontgrondingen; de waterschapsverordening van het waterschap; een eventuele omgevingsvergunning. Zo kunnen er bijvoorbeeld in de omgevingsverordening van de provincie ook regels zijn opgenomen over natuurlijke verontreiniging in de bodem (zoals de Japanse Duizendknoop). Het graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit Ook voor de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit' geldt geen vergunningplicht. Er gelden algemene rijksregels uit het Bal. En ook hierbij geldt dat er bij de ontgrondingsactiviteit wél sprake zijn van een vergunningplicht. De milieubelastende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit' wordt in paragraaf 3.2.22 van het Bal aangewezen. Niet alleen het graven in de bodem valt onder de milieubelastende activiteit. Ook de volgende handelingen vallen onder deze activiteit: het zeven van de uitgegraven grond op dezelfde locatie; het tijdelijk opslaan van de grond tijdens het graven; deze tijdelijke opslag vindt plaats voordat de grond weer teruggaat in de bodem, of voordat afvoer naar een andere plek plaatsvindt; het terugplaatsen van de grond na het tijdelijk uitnemen. Het gaat hierbij om grond als bedoeld in art. 1 Bbk. Criteria voor het graven Graven valt alleen onder de milieubelastende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit' als: de kwaliteit van de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is; het bodemvolume waarin het graven plaatsvindt meer is dan 25 m3; het graven plaatsvindt in de landbodem of in de zogenoemde droge(re) oevergebieden van de waterbodem. Het graven in de waterbodem valt er niet onder. Interventiewaarde bodemkwaliteit De interventiewaarde bodemkwaliteit is een waarde voor bodemverontreiniging waarboven mogelijke risico's bestaan voor mens, plant of dier. Deze waarden staan voor verschillende stoffen vermeld in bijlage IIA van het Bal. Om onder de milieubelastende activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit' te vallen, moet één enkele stof boven de interventiewaarde bodemkwaliteit uit komen. Regels uit het Bal Voor graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is paragraaf 4.120 van het Bal van toepassing. De melding Voor de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit' geldt geen vergunningplicht. Wél moet voor deze activiteit ten minste vier weken voor het begin ervan een melding worden gedaan. De melding bevat twee soorten gegevens: algemene gegevens; specifieke gegevens voor deze activiteit: de voorafgaande bodemonderzoeken, zoals bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Bal; de gegevens over de ontgraving. Hiermee worden de locatie en de diepte van de ontgraving bedoeld. Deze moeten op een kaart en op een dwarsprofiel aangegeven worden; het bodemvolume in kubieke meters waarin de activiteit wordt verricht; de verwachte hoeveelheid terug te plaatsen grond in kubieke meters; de verwachte hoeveelheid af te voeren grond per kwaliteitsklasse in kubieke meters. Gegevens en bescheiden (vóór start activiteit) Ten minste vier weken voor de start van de activiteit (bij tijdelijke uitname één week voor de start van de activiteit) verstrekt de initiatiefnemer ook de volgende gegevens en bescheiden: algemene gegevens; de begrenzing van de locatie; de verwachte startdatum van de activiteit; de verwachte duur van de activiteit; de aanleiding en het doel van de activiteit. Als de aangeleverde gegevens in de melding of de gegevens en bescheiden wijzigen, dan moet de initiatiefnemer dit uiterlijk een week voor de start van de activiteit doorgeven. Ten minste één week voor de start van de activiteit verstrekt de initiatiefnemer ook de volgende aanvullende gegevens en bescheiden: de naam en het adres van degene die de werkzaamheden gaat verrichten (de uitvoerend aannemer); de naam en het adres van de persoon en de onderneming die de milieukundige begeleiding gaan verrichten. Als deze gegevens veranderen, dan informeert de initiatiefnemer het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk over deze wijziging. Uitzondering spoedreparaties De verplichting om gegevens en bescheiden voorafgaand aan de start van de activiteit aan te leveren geldt niet als het graven nodig is vanwege een spoedreparatie aan vitale infrastructuur. Na afloop van de activiteit moet de initiatiefnemer wel de volgende gegevens en bescheiden verstrekken: begrenzing van de locatie; de datum waarop de activiteit is uitgevoerd; de aanleiding en het doel van de activiteit. Gegevens en bescheiden (na afloop activiteit) Uiterlijk een week na beëindiging van de activiteit moet de initiatiefnemer de volgende gegevens en bescheiden aanleveren: de einddatum van de activiteit; de resultaten van de milieukundige begeleiding, als die uitgevoerd is, waarbij ten minste het volgende wordt vermeld: een aanduiding van de ontgraving op een kaart en op een dwarsprofiel; de bestemming van de afgevoerde grond; bijzondere omstandigheden die zich hebben voorgedaan. Zorgvuldig graven: gescheiden houden van vrijkomende grond Bij het graven, terugplaatsen, opslaan en afvoeren van grond moeten partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen gescheiden blijven. De indeling van partijen van verschillende kwaliteitsklassen volgt uit het voorafgaande bodemonderzoek. Gescheiden ontgraven is van belang om vermenging van verschillende kwaliteiten grond te voorkomen en doelmatige afvalwerking te bevorderen. Voor het indelen van partijen voor de vrijkomende matig of sterk verontreinigde grond gelden de volgende criteria: apart houden van verschillende grondsoorten (zand, klei en veen). Ook lagen met meer of minder bodemvreemd materiaal moeten gescheiden blijven; apart houden van partijen met een gewogen gehalte asbest onder en boven de interventiewaarde bodemkwaliteit; apart houden van partijen die uitsluitend zijn verontreinigd met organische verbindingen tot boven de maximale waarde van de kwaliteitsklasse industrie (bedoeld in art. 25d Bbk). Deze partijen zijn namelijk geschikt voor thermische of biologische reiniging. Tijdelijke opslag van vrijkomende grond Soms wordt de grond op de ontgravingslocatie tijdelijk opgeslagen. De partijen van verschillende kwaliteitsklassen die bij het ontgraven gescheiden zijn, moeten ook bij de tijdelijke opslag gescheiden blijven. Bijvoorbeeld door tussen de partijen enige afstand te houden of een fysieke scheidingswand aan te brengen. De grond mag niet langer worden opgeslagen in de directe nabijheid van de ontgravingslocatie dan uiterlijk acht weken na de beëindiging van het graven. Na deze termijn moet de grond in principe afgevoerd zijn. Wanneer grond langer opgeslagen wordt op dezelfde locatie, moet de initiatiefnemer een omgevingsvergunning voor de opslag van grond of baggerspecie aanvragen. Tijdelijke uitname Het is toegestaan om de ontgraven grond na afloop van het werk weer terug te plaatsen in de oorspronkelijke bodem. In dat geval gelden niet de regels voor het toepassen van grond en baggerspecie, maar alleen de regels voor deze activiteit. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: De grond heeft geen bewerking ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal. Het terugplaatsen van de grond vindt plaats in hetzelfde ontgravingsprofiel. Het terugplaatsen van de grond vindt plaats onder dezelfde omstandigheden als waaronder de grond is ontgraven. Er is bijvoorbeeld geen sprake van terugplaatsen 'onder dezelfde omstandigheden' als grond van boven de grondwaterspiegel wordt teruggeplaatst naar onder de grondwaterspiegel (of omgekeerd). Kwaliteitsborging Bij het graven in sterk verontreinigde grond is het van belang dat dit zorgvuldig gebeurt. Er gelden dan ook regels om de kwaliteit te borgen. Het graven moet gedaan worden door een organisatie die volgens het Bbk erkend is voor de BRL SIKB 7000. Milieukundige begeleiding door een organisatie die erkend is voor de BRL SIKB 6000 is noodzakelijk in de volgende situaties: indien terugplaatsen van de grond niet mogelijk is, en de grond dus afgevoerd moet worden; bij een afdeklaag in de vorm van een leeflaag of een andere duurzame afdeklaag en als de ontgraving dieper reikt dan deze laag; bij meerdere partijen grond van verschillende kwaliteit waarbij gescheiden graven aan de orde is. Overige regels en voorschriften Niet alle regels voor het graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit staan in het Bal. Er kunnen hiervoor ook regels staan in: het omgevingsplan van de gemeente, bijvoorbeeld over archeologische monumenten; de omgevingsverordening van de provincie, bijvoorbeeld over ontgrondingen; de waterschapsverordening van het waterschap; een eventuele omgevingsvergunning. Zo kunnen er bijvoorbeeld in de omgevingsverordening van de provincie ook regels zijn opgenomen over natuurlijke verontreiniging in de bodem (zoals de Japanse Duizendknoop). Saneren Onder de Omgevingswet bestaat er een duidelijker onderscheid tussen graven en saneren dan onder het oude stelsel. Bij graven is er alleen sprake van projectmatig grondverzet en is er geen saneringsdoelstelling. Bij het saneren van de bodem is er wél sprake van een saneringsdoelstelling om de kwaliteit van de bodem te verbeteren. De milieubelastende activiteit 'saneren van de bodem' is in paragraaf 3.2.23 van het Bal aangewezen. Voor deze activiteit gelden de regels die zijn opgenomen in paragraaf 4.121 van het Bal. Niet langer zijn de provincies en 29 grotere gemeenten het bevoegd gezag voor historische verontreinigingen. De gemeenten zijn hiervoor het bevoegd gezag.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.