Perceeleigenaren zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het afvoeren of verwerken van overtollig grondwater of voor de gevolgen van een lage grondwaterstand. Volgens artikel 3.6 van de Waterwet draagt de gemeente: "zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is". In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP)  vult de gemeente de grondwaterzorgplicht nader in, bijvoorbeeld wanneer sprake is van structurele gevolgen en wat doelmatige maatregelen zijn.

Hoogste grondwaterstanden

Afhankelijk van de functie en inrichting van het gebied kunnen in het GRP normen staan voor de hoogst toelaatbare grondwaterstanden. Gangbare toetsingscriteria drukken de toelaatbare grondwaterstanden uit ten opzichte van het maaiveld. In zettinggevoelige gebieden is het daarbij van belang of dit het uitgiftepeil is of de actuele maaiveldhoogte. Ook drukken veel gemeenten de toelaatbare grondwaterstand uit als een diepte onder de kruin van de weg. Let bij een transitie van 'bol naar hol' (toepassing van een hol wegprofiel om zo meer water op straat te kunnen bergen) goed op dat de kruinhoogte daarbij verandert. Dan kunt u de hoogste grondwaterstand het best uitdrukken ten opzichte van NAP.

Laagste grondwaterstanden

Bij de aanleg van ontwatering is het ook belangrijk te kijken naar de laagste grondwaterstanden. Deze kunnen om verschillende redenen van belang zijn, zoals schade aan houten paalfunderingen, versnelde maaivelddaling, onvoldoende water voor begroeiing of verdroging van omliggende natuurgebieden. Algemene regels voor de laagst toelaatbare grondwaterstanden zijn niet te geven. Uw gemeente kan in het GRP opnemen dat de laagst optredende grondwaterstanden niet mogen dalen. Soms stellen gemeenten in overleg met belanghebbenden lokaal strengere regels.

Figuur A Uiteenlopende belangen: woning gefundeerd op staal (links) en op houten palen (rechts). Tussen beide woningen verdeelt een kleischerm de woningen in verschillende grondwaterpeilgebieden (Foto: J.G. Langeveld)Vergroot afbeelding

Inspanningsverplichting

Bij de uitvoering van de zorgplicht heeft de gemeente veel beleidsvrijheid, zij kiest een aanpak die het best aansluit bij de lokale omstandigheden. In stedelijk gebied spelen uiteenlopende belangen rond de grondwaterstand (natte kruipruimte versus droge paalfunderingen, zie het voorbeeld in figuur A). De effecten van maatregelen in openbaar gebied hangen bovendien af van veel andere factoren die het oppervlaktewaterpeil beïnvloeden. Grondwatersystemen zijn niet eenvoudig te 'sturen'. Veel gemeenten zien de grondwaterzorgplicht daarom als een inspanningsverplichting. Als het GRP deze lijn volgt, beoordeelt u het voldoen aan de grondwaterzorgplicht alleen op basis van de genomen maatregelen en hun doelmatigheid (inspanning), niet op basis van de daadwerkelijk ervaren grondwaterproblemen.

Evaluatie beschrijven in SSW

U legt de gemeentelijke criteria voor de grondwaterzorgplicht vast in het SSW en gaat op basis van het in deel II beschreven functioneren na of het stedelijk watersysteem hieraan voldoet of kan voldoen. Laat in een geografisch overzicht zien welke systeemonderdelen op welke criteria uit het GRP (mogelijkerwijs) niet voldoen, bijvoorbeeld:

  • structurele grondwateroverlast doordat drainagestelsels ontbreken of slecht functioneren;
  • problemen met houten paalfunderingen door de drainerende werking van lekke vuilwaterriolering.

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel