Sondering

Uitvoering sondering Bij een sondering drukt de veldwerker een metalen kegelvormige conus in de grond (meestal tot 25 à 50 meter). Hierbij kan hij zowel de weerstand die de conus ondervindt meten als de wrijving die de wand van de conus ondervindt. Sommige bedrijven meten niet standaard de wandwrijving. Daarom kunt u hier het beste altijd expliciet om vragen. De sondeergegevens zet u vervolgens in een grafiek die ook het berekende wrijvingsgetal (verhouding plaatselijke wrijving/conusweerstand) laat zien. Het wrijvingsgetal geeft samen met de conusweerstand een indicatie van de bodemopbouw onder de grondwaterstand. Conusweerstanden van meer dan 2 à 3 megapascal (MPa) duiden op zandlagen. Lagere weerstanden komen meestal voor in samenhangende lagen (klei, leem, veen). Tabel A geeft een indicatie van de relatie tussen het wrijvingsgetal en verschillende grondsoorten. Tabel A Indicatieve relatie wrijvingsgetal en grondsoort (bron: Vereniging Ondernemers Technisch Bodemonderzoek) Grondsoort                            Wrijvingsgetal [%]                                  Zand 0,8 - 1,2 Leem 1,2 - 3 Klei 3 - 6 Veen 6 en hoger NB Boven het grondwater kunnen de waarden in tabel A aanzienlijk afwijken. Aandachtspunten Laat de sondering uitvoeren conform NEN-EN-ISO 22476-1. Laat behalve de conusweerstand ook altijd het wrijvingsgetal en de waterspanning meten. Representatieve sondeergegevens kunnen alleen onder het grondwaterniveau verkregen worden. HPT-sondering Bij het uitvoeren van een Hydraulic Profiling Tool (HPT)-sondering wordt tijdens het sonderen continu water met een constant debiet in de bodem geïnjecteerd. De injectiedruk wordt daarbij geregistreerd. De hoeveelheid geïnfiltreerd water, gedeeld door de gemeten injectiedruk, geeft een relatieve waarde voor de waterdoorlatendheid van de grondlagen. Door deze metingen te koppelen aan directe/in-situ-bepalingen op verschillende diepten kan de relatieve doorlatendheid vertaald worden naar absolute doorlatendheid.