Doorlatendheid van de bodem

Kennis over bodemopbouw en grondwaterfluctuaties Doorlatendheid is de capaciteit van de bodem om water door te laten. Verschillende bodemeigenschappen bepalen de doorlatendheid van de bodem. Om de mate van doorlatendheid te kunnen bepalen moet u inzicht hebben in de bodemopbouw. Hierbij is de lokale bodemopbouw van belang, maar u hebt ook kennis nodig over de ontstaansgeschiedenis en de heterogeniteit van de bodem in de wijdere omgeving. Daarnaast is inzicht in de grondwaterstandfluctuatie van belang. Op de onderliggende pagina’s leest u hoe de omgevingskenmerken de doorlatendheid beïnvloeden.  Verzadigde versus onverzadigde zone Ook leest u wat de verschillen zijn tussen doorlatendheid in de verzadigde zone en in de onverzadigde zone: Doorlatendheid in de verzadigde zone (= de zone onder de grondwaterstand): •    de snelheid waarmee het grondwater in horizontale richting stroomt; deze is gerelateerd aan de horizontale verzadigde doorlatendheid; •    de snelheid waarmee het grondwater in verticale richting stroomt; deze is gerelateerd aan de verticale verzadigde doorlatendheid. Doorlatendheid in de onverzadigde zone (= de zone boven de grondwaterstand): •    de snelheid waarmee het water boven de grondwaterstand in de grond kan zakken: de infiltratiesnelheid (bijvoorbeeld in meter per dag).