Het afvoerende oppervlak dat naar een stedelijk watersysteem afvoert, bepaalt in hoge mate de hydraulische belasting. Voor het inloopmodel is karakterisering van het afvoerende oppervlak dus erg belangrijk. Daarom moeten de aard, afmeting en plaats waar het betrokken oppervlak in het rioolstelsel loost bekend zijn. Voor de inventarisatie kunt u verschillende methoden gebruiken. In Inloopmodel (in stap III) vindt u een toelichting op de parameters waarmee u de afvoer van neerslag over het oppervlak naar een rioolstelsel kunt beschrijven.

Actualiseer regelmatig de gegevens over afvoerend oppervlak, bijvoorbeeld eens per vier of vijf jaar overeenkomstig de planperiode van het SSW (voorheen BRP ). Pas de data ook aan na een in- of uitbreiding of een grootschalige renovatie of revitalisatie in het stedelijke gebied.

Voor het beheren van deze informatie wordt aanbevolen om gebruikt te maken van de uniforme methodiek die is beschreven in de BGT-Inlooptabel. Voor een automatische koppeling van BGT-vlakken en bestemmingen van het water is de BGT-Inlooptool beschikbaar.
 

Onverhard oppervlak

Het afvoerende oppervlak is geen statisch gegeven. Zo spelen bovengrondse infrastructurele wijzigingen een rol in de hoeveelheid verharding en de aansluiting daarvan op de riolering en/of het stedelijke watersysteem. Bovendien voert bij hevige buien soms ook onverhard oppervlak naar het stedelijke watersysteem af, bijvoorbeeld van tuinen en groenvoorzieningen. Afhankelijk van het type berekening moet u dus in uw modellering rekening houden met de mogelijkheid dat meer oppervlak dan het gebruikelijke ‘aangesloten verharde oppervlak’ afvoert.

Aard en omvang

De aard of typering van het afvoerende oppervlak bepaalt voor een groot deel de effecten van infiltratie, oppervlakteberging en afvoervertraging. Daarom moet u het afvoerende oppervlak niet alleen qua omvang, maar ook qua typering voldoende nauwkeurig beschrijven. Neem alle oppervlakken (het verharde, niet-verharde, aangesloten maar ook niet-aangesloten oppervlak) in de inventarisatie en registratie mee. Zo kunt u onder meer het effect van afkoppelen van oppervlakken zichtbaar maken. Hierbij is het van belang dat bekend is welk oppervlak op welk systeem is aangesloten. Door de komst van modellen die de (af)stroming over het maaiveld meenemen, is ook behoefte ontstaan aan inzicht in de hoogteligging en hydraulische ruwheid van het maaiveld. De in de berekening te gebruiken rekenwaarde voor de hydraulische ruwheid van het maaiveld is echter niet direct af te leiden uit te inventariseren kenmerken van het maaiveld, mede doordat de gebruikte stromingsvergelijkingen in veel gevallen worden gebruikt buiten hun geldigheidsdomein en de hydraulische ruwheid daarom kunstmatig moet worden vergroot om de resultaten enigszins te laten kloppen.

Randvoorwaarden inventarisatie

Zorg dat uw inventarisatie aan de volgende randvoorwaarden voldoet:

  • De gegevens zijn voldoende nauwkeurig voor het type berekening. Daarbij bestaan twee uitersten:
  1. Gebruikt u een vereenvoudigd rioolmodel met een passend eenvoudig inloopmodel, dan kunt u in principe volstaan met het inventariseren van de omvang van het afvoerende verharde oppervlak.
  2. Gebruikt u een maaiveldmodel om de afstroming over het maaiveld gedetailleerd door te rekenen? Dan moet u per element van het grid de omvang, aard en hoogteligging van het aanwezige oppervlak weten, en de wijze waarop aanwezige bebouwing afvoert naar de riolering (via een reguliere huisaansluiting) of naar het maaiveld (via regenpijpen die op het maaiveld lozen). 

Het type inloopmodel bepaalt dus de benodigde inspanning bij de inventarisatie. We raden u echter aan om, als u moet gaan inventariseren, het afvoerende oppervlak zodanig nauwkeurig te inventariseren dat de gegevens als basis gebruikt kunnen worden voor een maaiveldmodel. U inventariseert dus de afzonderlijke vlakken met typering van deze vlakken in een geografisch overzicht met minimaal de nauwkeurigheid van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

  • De datum van de inventarisatie is bekend, zodat u altijd weet hoe actueel de gegevens zijn.
  • U kunt het resultaat in grafische vorm presenteren om visuele controle mogelijk te maken.
  • Het resultaat is reproduceerbaar. Met andere woorden: indien een andere modelleur de inventarisatie uitvoert, moet dit leiden tot hetzelfde resultaat.
  • Voor verharde oppervlakken die niet op het riool zijn aangesloten, moet u bijhouden waar deze wel naar afvoeren, bijvoorbeeld naar een infiltratievoorziening .

Te gebruiken informatiebronnen 

U kunt verschillende informatiebronnen gebruiken om de omvang en het type oppervlak te bepalen:

  • digitale ondergronden, zoals de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT);
  • digitaal beheersysteem voor infrastructuur en bebouwing;
  • beschikbare gegevens uit een vorige inventarisatieronde;
  • analoge kadastrale tekeningen of plattegronden;
  • stedenbouwkundig plan (in een nieuwbouwsituatie);
  • aanvullende veldverkenning (afhankelijk van de gewenste nauwkeurigheid en actualiteit van het basismateriaal);
  • hoogtekaart, zoals het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).

Werkt u nog met analoog basismateriaal? Dan is het zeer aan te bevelen om dit over te zetten naar GIS-data om te voorkomen dat u steeds weer opnieuw dezelfde analoge gegevens moet verwerken. 

Digitale ondergronden

Als u actuele digitale ondergronden hebt, bij voorkeur de BGT, kunt u met GIS-technieken een directe digitale bepaling maken (zie Basiskaart grootschalige topografie).

Hoogtekaart/AHN

Als u een Rioleringsmodel met stroming over maaiveld of een Maaiveldmodel (met rioleringsmodel) gebruikt, moet u de hoogte van het maaiveld nauwkeurig inventariseren. U kunt hiervoor onder andere het AHN gebruiken (zie de pagina's AHN en Kwaliteit AHN).

Actuele luchtfoto‘s

Met actuele standaardluchtfoto’s kunt u het type oppervlak tot op zekere hoogte uitstekend bepalen. Soms is het lastig om alle verschillende typen (weg)verharding vanaf een foto te onderscheiden. Platte en hellende daken en verhard en onverhard oppervlak is wel goed te bepalen. De exacte omvang van afvoerend oppervlak is niet altijd uit luchtfoto's af te leiden. Door vertekening aan de randen en in de hoeken van de foto ontstaan soms aanzienlijke afwijkingen in de grootte van oppervlakken. Dit kunt u voorkomen door alleen een beperkt gebied in het centrum van de foto te gebruiken of door onthoekte foto's aan te schaffen waarin deze vertekening is weggewerkt.

Kadastrale tekeningen

Met alleen kadastrale tekeningen kunt u nauwelijks de omvang van het afvoerende oppervlak bepalen. Het type oppervlak kunt u er sowieso niet uit afleiden. Daarvoor hebt u aanvullende informatie nodig zoals uit actuele luchtfoto’s, beheerbestanden van de openbare ruimte of een veldverkenning.

Gedetailleerde veldopname

Een gedetailleerde veldopname is zeer arbeidsintensief en wordt daarom vooral gebruikt als ondersteuning van andere methoden om onduidelijkheden weg te nemen. Vóór een veldinventarisatie doorloopt u de volgende stappen:

  • Inventariseer aanwezige bureaugegevens.
  • Definieer de registratiewijze (op analoge kaart in het veld met digitale nabewerking of direct digitaal opslaan).
  • Maak een tijdplanning. De doorlooptijd van de inventarisatie mag niet te lang zijn. Bij veranderingen kloppen de geïnventariseerde gegevens niet meer met de werkelijkheid.
  • Zet een methode op om de gegevens in de toekomst actueel te houden.

Toekomstbeeld

Een aantal ontwikkelingen maakt het extra belangrijk dat u het beheer van de data van het afstromend oppervlak goed organiseert. Ten eerste omdat de diversiteit aan voorzieningen om hemelwater te verwerken zal toenemen en omdat steeds vaker verschillende voorzieningen naast elkaar zullen kunnen bestaan. Denk bijvoorbeeld aan een straat met doorlatende verharding, met woningen waar het hemelwater van de achterzijde nog op het oude gemengde rioolstelsel is aangesloten en het hemelwater van de voorzijde bovengronds wordt aangeboden. Ten tweede neemt de aandacht voor klimaatadaptatie toe, waarbij het noodzakelijk is om zowel voor droge als zeer natte omstandigheden te kunnen vaststellen waar het hemelwater naar toe stroomt. Dit maakt het zeer wenselijk dat gemeenten voor elk oppervlak in hun beheersysteem gaan bijhouden hoe dit is afwatert naar (een onderdeel van) het stedelijke watersysteem. De BGT-inlooptabel en de BGT-inlooptool zijn nuttige hulpmiddelen voor eenduidige vastlegging en geautomatiseerde toewijzing. Zie ook Afvoerend oppervlak toewijzen.

Meer informatie in dit onderdeel

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel